Eudoxus uit Cnidus, een verdienstelijk sterrekundige, en tevens een ijverig beoefenaar der wiskunde, overleed in 348 vóór Chr. Hij bevorderde de wetenschap door het uitvinden van nieuwe stellingen, vooral op het gebied der stereometrie, der kromme lijnen en der analytische geometrie, alsmede door zijne sterrekundige waarnemingen.
Diógenes Laërtius deelt mede, dat hij een wetboek vervaardigd heeft voor zijne geboortestad, dat hij in de meetkunst het onderwijs genoten heeft van Archytas, in de geneeskunde dat van Philistion van Sicilië en in de wijsbegeerte dat van Plato, — voorts dat hij ten behoeve zijner vorming met den geneesheer Chrysippus eene reis heeft gedaan naar Egypte, waar hij zich in betrekking stelde met de priesters. Ten opzigte van zijne gevoelens vernemen wij uit de „Zedeleer” van Aristóteles, dat hij het genot als het hoogste goed beschouwde, omdat het door alle schepselen begeerd werd. Men meent voorts, dat zeer belangrijke stellingen, bijvoorbeeld, dat de pyramide het derde deel is van een prisma, en de kegel het derde gedeelte van een cylinder met hetzelfde grondvlak en dezelfde hoogte, van hem afkomstig zijn, terwijl hij de leer van Plato omtrent de snijding van ligchamen ontwikkelde. Zonder sterrekundige werktuigen te bezitten, legde hij den grondslag voor eene wetenschappelijke beoefening der sterrekunde, en ook de tijdrekening heeft hij aanmerkelijk verbeterd. Van zijne geschriften is voor ons niets anders bewaard gebleven dan enkele aanhalingen.