Encína of Enzína (Juan del), de vader van het Spaansche drama, werd geboren in 1469 te of nabij Salamanca. Na hier te hebben gestudeerd, begaf hij zich naar Madrid, waar hij in het huis van den eersten hertog van Alba werd opgenomen. Later begaf hij zich naar Rome, waar hij zich als beoefenaar van dichtkunst en muziek zoozeer onderscheidde, dat hij tot Pauselijk kapèlmeester benoemd en met het priorschap van Leon beloond werd.
In 1519 volbragt hij eene reis naar Jerusalem, doch keerde weldra naar Rome terug, terwijl hij de laatste jaren zijns levens in zijn vaderland doorbragt en in 1534 te Salamanca overleed.
Eene verzameling zijner gedichten is onder den titel van „Cancionero (1496)” bij herhaling uitgegeven. Zij wordt voorafgegaan door een opstel in proza over den Spaanschen versbouw in die dagen. Zijne lierdichten zijn geestelijke en wereldlijke liederen, welke zich door zoetvloeijendheid, bevalligheid en geestigheid onderscheiden. Het merkwaardigst echter zijn de dramatische gedichten, „Representaciones (Voorstellingen)” genoemd, die in het huis van zijn begunstiger, den Hertog, ten tooneele werden gebragt, en waarin hij-zelf zich met eene der rollen belastte. Hierdoor werd hij de vader van het Spaansche drama. Weldra werden zijne stukken ook elders opgevoerd, en men mag het jaar der verovering van Grenada, tevens dat der ontdekking van Amerika, beschouwen als dat van het ontstaan der comédie in Spanje. Men heeft van hem ook eene beschrijving in verzen van zijne reis naar Jerusalem.