Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Encke

betekenis & definitie

Encke (Johann Franz), een uitstekend Duitsch sterrekundige, werd geboren te Hamburg den 23sten September 1791, studeerde te Göttingen onder de leiding van Gauss, nam deel aan den bevrijdings-oorlog van 1813 tot 1815, en zag zich daarna benoemd tot adjunct bij de sterrewacht Seeberg te Gotha.

Later werd hij er onder-directeur, en in 1825 vertrok hij, op aandringen van Bessel, als secretaris der Académie en als directeur der sterrewacht naar Berlijn, waar hij met zijn voorganger Bode een jaar moest doorbrengen. Door den invloed van Alexander von Humboldt werd een grootere refractor aangekocht en onder het toezigt van Schinkel een nieuw observatorium gebouwd. Reeds te Gotha had hij gedongen naar den astronomischen prijs, door Cotta uitgeloofd, en hij verkreeg dien door zijn geschrift, bevattende de berekening van de loopbaan der komeet van 1680. Tevens gaf hij eene oplossing van de tegelijk geopperde vraag, in zijn boek „Die Entfernung der Sonne (1822-1824, 2 dln)”, door middel der waargenomen doorgangen van Venus in 1761 en 1769. In 1819 toonde hij aan, dat die komeet, den 26sten November 1818 door Pons ontdekt, den uiterst korten omloopstijd bezit van ongeveer 1200 dagen en reeds in 1786, 1795 en 1805 was waargenomen. Door deze komeet telkens bij haren terugkeer gade te slaan moest hij tot het besluit komen, dat er, behalve de bekende storingen, nog eene oorzaak moest wezen, die den omloopstijd van deze komeet gestadig korter maakte. Zijn onderzoek over deze aangelegenheid heeft hij openbaar gemaakt in de „Abhandlungen” der Académie te Berlijn, waarin desgelijks zijne opstellen over de declinatie der magneetnaald te Berlijn en over de bepaling der geographische lengte te vinden zijn.

Daarenboven redigeerde hij de „Astronomische Beobachtungen auf der Sternwarte zu Berlin (1840-1856)”. Wegens zijn ziekelijken toestand verkreeg hij in 1863 pensioen, waarna hij zich met zijn gezin te Spandau vestigde en den 26sten Julij 1865 aan een vernieuwden aanval van beroerte overleed. Na zijn dood zijn de verhandelingen, door hem van 1830 tot 1865 in de „Berliner Jahrbücher” geplaatst, in 3 deelen in het licht gegeven. Ook schreef hij: „De formulis dioptricis (1845)”, — „Ueber das Verhaltnisz der Astronomie zu den andern Wissenschaften (1846)”, — en „Ueber die hansensche Form der Störungen (1858).

< >