Elzenboom (Alnus L.) is de naam van een der twee plantengeslachten uit de familie der Betulaceën of Berkengewassen. Het onderscheidt zich door de volgende kenmerken: De schubben der mannelijke katjes bevatten ieder 2 bloempjes, — het bloemdek is kelkachtig, 4-spletig en omsluit 4 meeldraden, tegenover de slippen geplaatst en van 2-hokkige helmknopjes voorzien, — en de nootjes zijn hoekig, ongevleugeld, en tusschen de houtig geworden schutbladen verborgen, zoodat de vruchtenverzameling wel wat op de kegels der Coniféren gelijkt.
Van de soorten noemen wij den gewonen elzenboom (Alnus glutinosa L.) met nagenoeg ronde, stompe of aan den top ingedrukte bladeren, die in hunne jeugd kleverig en aan de onderste oppervlakte bijna overal onbehaard zijn. Hij bloeit in Februarij en Maart. Men vindt hem in ons werelddeel veelal op moerassige gronden, waar geen ander houtgewas wil groeijen. Het elzenhout is uitmuntend voor waterwerken, daar het onder water schier onveranderd blijft, doch voor ’t overige heeft het als timmerhout weinig waarde. Zijn soortelijk gewigt is 0,6 tot 0,8. Als brandhout geeft het geene groote hitte, doch de kool wordt veel gebruikt bij de bereiding van buskruid, alsook door loodgieters, zilversmeden enz. In bijgaande figuur ziet men in a een tak met mannelijke en in b een met vrouwelijke bloemen, in c een tak met vruchten en in d een met bladeren, alle op 1/3de der natuurlijke grootte, — voorts in e een schubje der vrucht, vijfmaal vergroot, —in ƒ3 mannelijke bloemen driemaal vergroot, en in g eene vrouwelijke bloem, vijfmaal vergroot. —Verder vermelden wij den grijswitten elzenboom (A. incana), die zich van de voorgaande soort onderscheidt door eene grijze schors en spitse, van onderen grijs behaarde bladeren. Hij groeit vooral in het noorden en op de bergen en dan langs de rivieren.
Zijn wit hout is een vrij goed timmerhout en uitmuntend brandhout. — Eindelijk vermelden wij den Alpen-elzenboom (A. viridis DC.), in de gedaante van struikgewas in de streek der Alpenrozen groeijend. Hij heeft fraai-groene, omgekeerd-eivormige, fijngezaagde bladeren. De vrouwelijke en mannelijke bloemen staan op afzonderlijke takken, evenals bij den berkenboom, en de helmknoppen der vrouwelijke bloemen zijn vereenigd en door een gemeenschappelijk 6tot 12-bladig omwindsel omgeven. De vrouwelijke katjes gelijken op die van den gewonen elzenboom, doch de vruchten hebben vleugels. Ook zijn de knoppen nagenoeg zittend en niet gesteeld, zooals bij den gewonen elzenboom. Men vindt hem vooral in het Schwarzwald, en hij levert een zeer goed brandhout.