Een verdienstelijk Fransch sterrekundige, geboren te Amiens den 29sten September 1749, wijdde zich te Parijs met grooten ijver aan de beoefening der geschied- en letterkunde en vervolgens aan die der wis- en natuurkunde.
In 1770 werd hij huisonderwijzer bij den pachtergeneraal d'Assy te Parijs, bepaalde zich op raad van Lalande hoofdzakelijk bij de stemkunde, en deed met goed gevolg waarnemingen op een klein observatorium, door d'Assy gesticht. De ontdekking van Uranus in 1781 gaf hem gelegenheid, om zich in de geleerde wereld bekend te maken. Hij leverde voorts uitvoerige sterrekundige tafels voor de zon, Jupiter en diens Manen, Saturnus en Uranus. Dit alles verschafte hem een zetel in de Fransche Académie. Voorts werd hij in 1795 lid van het Bureau des Longitudes, in 1803 vaste secretaris van het Instituut, en in 1807, na den dood van Lalande, hoogleeraar in de sterrekunde aan het Collége de France.
In 1808 zag hij zich benoemd tot penningmeester van de Keizerlijke Universiteit, in 1815 werd hij eméritus, en hij overleed den 19den Augustus 1822. Het belangrijkste werk, dat hij volbragt heeft, is de groote graadmeting van Duinkerken naar Barcelona (1792—1799), waarbij Méchain hem ter zijde stond; zij is beschreven in zijn „Base du systeme métrique (1806—1814, 3 dln)”. Niet gemakkelijk erkende hij de verdiensten van anderen, en hij was zoowel een tegenstander van de „methode der kleinste quadraten” van Legendre, als van de methode, om de loopbanen van kometen te berekenen van Olbers. Voorts schreef hij een „Traité d’Astronomie (1814, 3 dln, nieuwe uitgave 1817)”, en veel belangrijks over de geschiedenis der sterrekunde.