Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 06-07-2018

Cousin

betekenis & definitie

Onder dezen naam vermelden wij:

Jean Cousin, een Fransch beeldhouwer en glasschilder, die te Souci bij Sens geboren werd. Hij bloeide in de jaren 1540 tot 1589 onder de regéring van Frans I, Hendrik II en Frans II, schilderde het „Laatste oordeel” op glas voor de kerk te St. Romain, en bragt het tevens met olieverf op het doek. Dit bevindt zich op het Louvre en is door de Jode op 12 bladen in plaat gebragt. Ook versierde hij de kerk van St. Gervais te Parijs met schilderijen op glas, en hij schilderde voor het slot te Anet de „Prediking van Jezus in de Woestijn”. Als beeldhouwer leverde hij het monument van admiraal Chabot, een liggend beeld, thans in het Muséum te Parijs bewaard. Hij onderscheidt zich in zijne schilderstukken door eene correcte teekening en een uitmuntend perspectief'. Ook schreef hij „Livre de perspective (1560)”, — en „Livre de portraicture (1571 en later)”.

Victor Cousin, een uitstekend Fransch wijsgeer. Hij werd geboren te Parijs den 28sten November 1792, bezocht er de normaalschool, aanvaardde hier in 1814 de betrekking van onderwijzer en verving in het daarop volgend jaar Royer-Collard aan de Sorbonnue, waar hij de leerstellingen der Schotsche wijsbegeerte voordroeg. Eene reis naar Duitschland in 1818 maakte hem tot een aanhanger der stoute bovennatuurkunde van Kant, Fichte en Schelling, en de denkbeelden, die hij daarna in zijne voorlezingen verkondigde, waren zoozeer in strijd met de staatkundige reactie van die dagen (1819— 1821), dat hij zijne betrekking aan de Sorbonne en aan de Normaalschool verloor. Nu belastte hij zich met de opvoeding van een zoon van den maarschalk Lannes en begaf zich in 1824 nogmaals naar Duitschland. Te Dresden werd hij, als verdacht van demagogische bedoelingen, in hechtenis genomen en naar Berlijn gezonden, waar hij korten tijd in de gevangenis moest doorbrengen. Nadat hij in Frankrijk was teruggekeerd, schaarde hij zich aan de zijde der oppositie, en toen in 1827 het ministérie Villéle door het ministérie Martignac vervangen werd, zag hij zich weder met zijne voormalige betrekking bekleed, waarna hij met Guizot en Villemain den roem der Sorbonne deed schitteren met ongemeenen glans. Na de Julij-omwenteling van 1830 werd hij staatsraad, inspecteur van het openbaar onderwijs, officier van het Legioen van Eer, lid der Fransche Académie, directeur der normaalschool en pair van Frankrijk. In Mei 1831 deed hij, op last der regéring, eene reis naar Duitschland, om er zich bekend te maken met de regeling van het onderwijs, en hij gaf daarvan verslag in zijn werk „De l’instruction publique dans quelques pays de l’Allemagne, et particulièrement en Prusse (1840, 3de uitgave, 2 dln)”.

Met hetzelfde oogmerk bezocht hij ons Vaderland en schreef daarover „De l’instruction publique en Hollande (1837)”. In het ministérie Thiers zag hij zich belast met de portefeuille van Onderwijs, en had in zijne betrekking veel te verduren van de geestelijkheid en van de democraten. De omwenteling van 1848 maakte een einde aan zijne staatkundige loopbaan, en Cousin keerde terug tot de beoefening van de wijsbegeerte — vooral van hare geschiedenis. Aanvankelijk was hij een volgeling van Royer-Collard, daarna van de Duitsche wijsgeeren, en eindelijk zocht hij alle wijsbegeerte terug te brengen tot de zedeleer, waarvoor hij een steunpunt zocht te vinden in de godsdienst. Eigenlijk was hij een eclecticus, een wijsgeer, die zich met het beste uit de verschillende stelsels vergenoegde en daarvan een nieuw geheel vormde. Bovenal echter muntte hij uit in de kennis van de geschiedenis der wijsbegeerte, zooals uit zijne talrijke werken blijkt.

Van deze noemen wij : „Cours d’histoire de la philosophie (1840, 2de uitgave, 3 dln)”, — „Cours d’histoire de la philosophie moderne (1841)”, — „Cours d’histoire de la philosophie morale au XVIIIe siècle (1840—1841, 5 dln)”, — „Fragments philosophiques (1826)”, — alsmede zijne „Etudes” over merkwaardige vrouwen der XVIIe eeuw, zooals „Madame de Longueville (1853)”, — „Madame de Sablé (1854),” — Madame de Chevreux et madame de Hautfort (1856)” en anderen. Belangrijk is voorts zijn boek „La jeunesse de Mazarin (1865)” en vooral zijne „Histoire générale de la philosophie (1864)”. Hij schreef een aantal opstellen in het „Journal des Savants” en bezorgde eene uitgave der werken van Abailard, alsmede eene vertaling der werken van Plato (1825—1840, 13 dln). Hij overleed te Cannes den 14den Januarij 1867. Door zijne voorlezingen en geschriften, in een krachtigen en sierlijken stijl vervat, heeft hij veel bijgedragen tot bevordering der wijsgeerige studiën in Frankrijk.

Cousin de Montauban, zie Palikao (graaf).

< >