Cinnamomum Blume of kaneelboom is de naam van een plantengeslacht, waartoe een aantal boomen behooren, die in de keerkringslanden van Azië groeijen. Linnaeus voegde hen bij het geslacht Laurus, waarvan zij zich echter onderscheiden door naar buiten openspringende helmknopjes en door de aanwezigheid van staminolen of meeldraden zonder helmknopjes naast de helmknopdragende meeldraden. Deze gewassen bezitten een lederachtig, 6-spletig bloemdek, hetwelk later der besvrucht tot beker dient, en 12 in 4 rijen gerangschikte meeldraden, van welke de 3 buitenste rijen volkomen zijn en vierhokkige helmknopjes hebben, benevens een vrij vruchtbeginsel met een enkelvoudigen stamper. De kaneelboomen dragen altijd-groene, lederachtige, schoonebladeren en in aren geplaatste bloemen.
De belangrijkste soorten zijn C. zeylanicum Breyn., een boom, die te huis behoort op Ceylon (zie onder dezen naam) met vierkante takken en 3-nervige bladeren, in zijn bast de echte kaneel leverend, — C. Cassia Fr. Nees, die in China en Cochinchina in het wild groeit met langwerpige, 3-nervige bladeren, — en C. dulce Nees in China en Japan te vinden, maar nog weinig bekend. Vermoedelijk zal Java, alwaar in 1857 alleen in Banjoemaas 200000 kaneelboomen zijn aangeplant, op den duur eene groote hoeveelheid kaneel opleveren (zie voorts onder Kaneel).