Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 19-03-2018

Broodboom

betekenis & definitie

Broodboom (Artocarpus Forst.). Het plan­tengeslacht der hroodboomen vormt den typus van de familie of van de groep der Artocarpeën, door sommigen onder, door anderen naast de netelgewassen (Urticaceën) gerang­schikt. Het onderscheidt zich door melksap en door zaden zonder eiwit en omvat hooge boomen met lederachtige, gaafrandige of ingesnedene bladeren.

De paarsgewijs ge­plaatste steunbladen vallen vroeg af. De bloemen zijn éénhuizig en het bloemdek der mannelijke bloemen is doorgaans buis­vormig en tweedeelig, en omsluit een enke­len meeldraad. Zij staan hoopsgewijs bijeen op eene dikke, cylindervormige as. De vrouwelijke bloemen zijn kruikvormig en van boven vernaauwd, en vormen eene zeszijdige buis. Al de bloemen zijn tot een ronden bloemkoek vereenigd. De vruchten vormen eene groote, zamengestelde besvrucht.

Artocarpus incisa L. fil., de eigenlijke broodboom, heeft wigvormig-ronde, gevingerde bladeren. Hij wordt 13 Ned. el hoog en heeft dan eene middellijn van 5 Ned. palm. Zijne talrijke, brooze en uiteenstaande takken vormen eene breede kroon, en het geheele gewas is vol van een kleverig melksap. De bladeren worden 1 Ned. el lang en half zoo breed, en de bolvormige vrucht — eene ver­zameling van bessen — wordt zoo groot als eene meloen. Dampier vond in 1696 dezen boom op de Ladronen- of Dieven-Eilanden en verhaalt, dat de inwoners van Goeam de vrucht bij wijze van brood gebruikten. Men verzamelde ze, ontdeed ze van de buitenste schaal en bakte ze in den oven. Hierbij bleef zij week, evenals het brood onder de korst, maar men moest ze in verschen toestand nut­tigen, daar zij na verloop van een etmaal hard werd. Veertig jaren later verhaalde Anson, dat de Spanjaarden de vrucht in stuk­ken sneden, droogden en bewaarden, waarna zij met oranje- of citroensap als appelmoes kon worden toebereid.

De manschap van Anson gaf daaraan de voorkeur boven brood. Rumphius beweert, dat de broodboom op Sumatra, Java, Amboïna en de Molukken groeit. Sonnerat bragt hem van Manila naar Isle de France, en Poivre naar Bourbon. Volgens Cook heeft de vrucht een zoeten bijsmaak, gelij­kende op dien van tarwebrood met de knol van den topinamboer (Heiianthus tuberosus L.). George III, koning van Engeland gaf last, dat de boom van Otaheite naar West-Indië moest gebragt worden, en kapitein Bligh had 774 gezonde boomen ingeladen, toen muiterij aan boord de geheele onderneming verijdelde. Later nam het schip “Providence” 450 boomen in, van welke 550 in het jaar 1793 op st. Vincent en Jamaïca werden aan wal gebragt.

Ook te Nieuw-Granada werd de broodboom ingevoerd. Als de vrucht rpp is, krijgt zij eene gele schaal en het sap borrelt als tranen uit de scheuren. Van den bast ver­vaardigt men geweven stoffen, het hout komt te pas tot het bouwen van huizen en vaar­tuigen, in de bladeren bewaart men allerlei voorraad van voedingsmiddelen, en het kleve­rige melksap levert lijm. Men zegt, dat 2 of 3 boomen voldoende zijn, om een mensch het noodig onderhoud te verschaffen.

Bijgaande afbeelding stelt in a een tak voor met vruchten op ½de der natuurlijke grootte, in b eene mannelijke bloem, driemaal vergroot, in c eene vrouwelijke bloem op ½de der natuur­lijke grootte, in d een zaadje op ⅖de der natuurlijke grootte, in e dit laatste doorgesneden, in f eenige vrouwelijke bloemen eener kernlooze verscheidenheid in natuurlijke groot­te, in g eene vrucht dezer verscheidenheid, in h deze laatste in doorsnede, en in i een gedeelte der vrucht van de hoofdsoort in doorsnede — deze laatste alle op 1/12de der natuur­lijke grootte.

Eene andere merkwaardige soort van dit geslacht is A. integrifolia L., — een boom, die veel dikker wordt dan de voorgaande en lang­werpige, gaafrandige bladeren draagt. Hij be­hoort te huis in geheel Oost-Indië, en wordt ook in West-Indië gekweekt. Zijne vrucht wordt wel 12 Ned. pond zwaar, en het vruchtvleesch in Oost-Indië veel gegeten. Uit de za­den, welke op kastanjes gelijken, verkrijgt men meel, dat vooral op Ceylon als voedings­middel algemeen gebruikt wordt.

< >