Onder dezen naam vermelden wij:
Don Nicolas Bravo, een Mexicaansch generaal en partijganger, die in den vrijheidsoorlog van 1811 het eerst optrad, maar bij die gelegenheid door de Spanjaarden werd gevangen genomen. In 1822 nam lturbide hem in hechtenis, maar na diens val trad hij met Vittoria en Negretta aan het hoofd der republiek. In 1824 werd hij tot dictator benoemd, en na den dood van lturbide tot vice-president der republiek. Bij het woelen der partijen verliet hij in den aanvang van 1828 de hoofdstad en vestigde zich te Tulancingo. Hier werd hij door generaal Guerreiro overwonnen en voor den tijd van 6 jaar naar Guatemala verbannen.
In 1830 echter zag Guerreiro zich door Bustamente verdrongen. Deze riep Bravo terug, die nu belast werd met de taak, om de beide voormalige presidenten Vittoria en Guerreiro te vervolgen. Hij overwon hen bij Ciudad de los Bravos en deed hen doodschieten. In 1833, kwam hij aan het hoofd van 2- of 3000 man op nieuw in opstand tegen de regering, doch moest zich weldra onderwerpen, waarna men hem naar Frankrijk zond. In 1837 stond hij echter al weder aan het hoofd der Mexicaansche krijgsmagt, die tegen Texas te velde trok.
Gonsalez Bravo, advocaat te Madrid. Hij behoorde aanvankelijk tot de Exaltados of tegenstanders van koningin Christina, doch later tot de Moderados, en werd in 1843 hoofd van het ministérie. Hij moest echter reeds in 1842 plaats maken voor het ministérie Narvaez en ging als ambassadeur naar Lissabon. Wegens eene zamenzwering tegen het nieuwe ministérie werd hij verbannen. Wèl keerde hij in 1846 terug, maar hij viel wederom onder het vermoeden, dat hij tegen de regering zamenspande, zoodat hij in 1848 in hechtenis werd genomen en naar Cadix gebragt. Hij herkreeg de vrijheid, doch tevens het bevel om Spanje te verlaten, begaf zich naar Frankrijk, doch keerde in 1849 naar zijn vaderland terug en sneuvelde in Januarij 1850 in een tweegevecht tegen Rios Rosas.