Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 19-03-2018

Blindheid (coecitas)

betekenis & definitie

Blindheid is eigenlijk een vol­komen ontbreken van het gezigtsvermogen, hoewel men een toestand, waarin men nog wel voorwerpen zien, maar niet onderschei­den kan, ook wel met dien naam bestem­pelt. Zij is aangeboren of later ontstaan.

De eerste wordt in den regel veroorzaakt door eene gebrekkige ontwikkeling van het oog, doch zelden ontdekt men deze bij de beide oogen tegelijk. Treuriger is het gesteld met de later ontstaande blindheid, daar deze ge­woonlijk de beide oogen aantast. Het ge­zigtsvermogen gaat vaak verloren door oog­ontsteking, door vlekken op de vliezen, door het troebelworden van de kristallens (cataract, graauwe staar), door ongevoeligheid der gezigtszenuw, door eene ziekelijke ge­steldheid der hersenen enz. De graauwe staar kan door eene handige kunstbewerking wor­den verwijderd; doch de zwarte staar, die haren oorsprong heeft in de hersenen, is voor geene herstelling vatbaar. Arbeiders, die aan eene hevige werking van vuur en licht blootgesteld zijn, worden ligt blind. In het algemeen vindt men in de warme landen meer blinden dan in de koude; in Egypte telt men 1 blinde op 100 zienden.

< >