Hiertoe gebruikt men vooral indigo (vaak tegelijk met meekrap), Berlijnsch blaauw en campêche-hout, en slechts zelden neemt men zijne toevlugt tot de bessen van eene Afrikaansche nachtschade (Solanum guinense), tot ligusterbessen, zwarte moerbeziën, vlierbessen, boschbessen enz. Over het verven in het algemeen zullen wij handelen onder dat woord, — hier wenschen wij slechts eenige bijzonderheden aan te slippen, die bepaald op het blaauw-verven betrekking hebben.
De belangrijkste kleurstof hiertoe is indigo (zie onder dit woord), dat bij eene goede methode aan wol en zijde duurzame kleuren geeft.
Het campêche-hout (zie onder dezen naam) geeft eene blaauwe kleur, die niet zeer echt is; het wordt niettemin voor wol, katoen, zijde en linnen gebruikt, vooral om goederen, die in de indigo-kuip lichtblaauw zijn geworden, veel donkerder te maken. Bij linnen en katoen gebruikt men azijnzure aluinaarde of azijnzuur koperoxyde als bijtmiddel en men dompelt het in een afkooksel van campêche-hout. Voor 50 Ned. pond katoen make men een afkooksel van 10 tot 12 Ned. pond campêche-hout en men bewerke het katoen gedurende een uur in het heete afkooksel. Men neme het er vervolgens uit en wringe het droog; daarna voege men bij het afkooksel eene oplossing van 2½ Ned. ons Spaanch groen en 1¼ Ned. ons aluin, dompele het katoen er weder in en bewerke het wederom een uur lang. Als men vervolgens de gedroogde stof opkookt in water, waarin 5 Ned. ons zeep is opgelost en daarna weder droog maakt, dan heeft zij eene fraaije donker-blaauwe kleur, maar deze is niet duurzaam. De vloeistof kan daarna nog weder gebruikt worden, om aan ander katoen eene licht-blaauwe kleur te geven.
Het Berlijnsch blaauw wordt óf vooraf vervaardigd óf op de te verven stoffen zelve te voorschijn geroepen. In het eerste geval wordt azijnzure aluin-aarde als bijtmiddel gebruikt en de stof in eene verdunde compositie gebragt, die men bereid heeft door 4 deelen rookend zoutzuur op 1 deel Parijsch blaauw te laten werken. De kleur, hierdoor verkregen, is fraai en zacht. In het tweede geval gebruikt men een ijzeroxyde-oplossing als bijtmiddel, waarna men de stoffen uitwascht en verft in eene met zwavelzuur vermengde oplossing van geel bloedloogzout. Hierbij wordt zeer verschillend gehandeld, daar sommigen rood bloedloogzout en anderen verschillende ijzerzouten als bijtmiddel gebruiken. Ieder volgt daarbij de lessen zijner ondervinding; in het algemeen kan men zich aan de volgende voorschriften houden:
Tot het blaauwverven van katoen en linnen, en wel voor elk 5-tal Ned. ponden, neemt men voor hemelsblaauw 2½ ons salpeterzuur ijzeroxyde in 10 tot 25 pond water tot bijtmiddel.
Na verloop van 20 minuten perst men de stoffen uit, haalt ze door water, dan door eene oplossing van 1 ons bloedloogzout in 10 tot 25 pond water en een wijnglas vol zwavelzuur.
Na 15 minuten wringt men ze uit, wascht ze met water, waarin eenig aluin is opgelost, en droogt ze. Hoe dunner de oplossingen zijn, des te lichter wordt de kleur; men maakt deze donker door een herhaald verven; — voor Parijsch of Napoleons-blaauw neemt men 5 ons salpeterzuur ijzer oxyde en 1 ons tinzout met 10 tot 25 pond water als bijtmiddel voor de stoffen; deze worden na verloop van een half uur uitgewrongen en terstond in eene met zoutzuur bezwangerde, verdunde oplossing van 2½ ons geel bloedloogzout gelegd en na 15 minuten in aluinhoudend water opgespoeld; — voor koningsblaauw neemt men dezelfde stoffen in de volgende verhouding: 1 pond opgelost ijzeroxyde, 5 ons zoutzuur, 1 ons tinzout en 4 ons geel bloedloogzout met een wijnglas zoutzuur en even zooveel zwavelzuur.
Tot het blaauwverven van wol neemt men, voor hemelsblaauw dezelfde bestanddeelen als bij het blaauwverven van katoen; maar de verschillende bewerkingen moeten bij kookhitte geschieden; deze kleur is echter niet bijzonder fraai, zoodat zij geene aanbeveling verdient; — voor bleu de France gebruikt men 5 pond zoutzuur (van 22° B.) en 1 pond wit Engelsch zwavelzuur, waarin men 1½ pond roestvrij ijzervijlsel oplost, dat men vooraf met verdund zwavelzuur wasschen moet, om elk spoor van roest te verwijderen. Daarbij voegt men 8 pond kokend water en laat het mengsel bezinken. Wil men met het verven een aanvang maken, dan lost men ongeveer ¼ of ½ ons geel bloedloog-zout op in eene genoegzame hoeveelheid water; men verwarmt die oplossing tot 50° of 60°, legt er 5 ons wol in en voegt er dan zooveel zwavelzuur bij, dat de oplossing een zuren smaak verkrijgt. Nadat de wol er 10 minuten in geweest is, brengt men dien in het boven vermeld ijzer-bijtmiddel, waaraan men op 1¼, pond ½ tot 1 ons tinzout en 1¼ tot ½ ons zwavelzuur toevoegt, totdat het bad helder is. Hierin blijft de stof eenige minuten, waarna men ze 4- of 5-maal in zwavelzuur water uitspoelt en ze eindelijk in een bad van rood bloedloog-zout brengt.
Na verloop van weinige uren heeft zij dan eene schoone blaauwe kleur met een paarsen weêrschijn; — het kali-blaauw, een schoon blaauw, dat men ook zonder ijzerzouten uit rood bloedloogzout verkrijgen kan, maakt men op de volgende wijze: men bereidt eerst een blaauw sap door 5 ons rood bloedloogzout en even zooveel pinkzout ieder afzonderlijk in water op te lossen, de oplossingen te vermengen en tot op 25° B. te verdunnen. Van dit mengsel brengt men 1 pond in 100 pond water voege er ¼ ons zwavelzuur bij, legge de wollen stof er in, verwarme het vocht allengs tot kookhitte en doe deze voortduren onder geleidelijke bijvoeging van zwavelzuur totdat de gewenschte kleur zich vertoont. Volgens een ander voorschrift slaat men de wollen stof door een sap, bestaande uit 5 ons rood bloedloogzout, evenzooveel zwavelzuur en ruim zooveel aluin; dat sap brengt men allengs aan de kook en voegt er inmiddels eenig tinzout bij. Het koken moet ½ uur aanhouden en de wol nagespoeld worden in een bad van 5 ons tinzout, 12½ pond zwavelzuur en 16½ pond aluin.
Tot het blaauwverven van zijde. Men geeft hieraan eene donkere en duurzame blaauwe kleur, bleu Raymond genaamd, wanneer men voor 2½ pond zijde 1 pond salpeterzuur ijzeroxyde in koud water verdunt, daarna 1 ons tinzout en 2½ ons zoutzuur in 5 ons water oplost, dat met de ijzeroplossing vermengt en de vooraf met zeep gewasschen zijden stof er ½ uur in laat liggen. De sterk uitgewrongen stof brengt men daarna in een bad van 8 lood zwavelzuur en 2 ons geel bloedloogzout, en men wascht ze na verloop van 15 minuten in water, dat 3 lood aluin bevat. Om eene meer donkere kleur te verkrijgen, herhaalt men, vóór het wasschen met aluin, de eerste bewerking, en men voegt vervolgens bij het bad nog 6 lood bloedloogzout. Voor zwart-blaauw legge men de Raymond-blaauwe zijde 1 uur lang in een bijtmiddel van 2½ ons ijzervitriool, wassche haar in koud water, legge haar ½ uur in een afkooksel van 1 pond campêche-hout, voege een ijzer-bijtmiddel bij het sap, hale er haar tien minuten lang doorheen, wassche haar en late haar droogen.
Hoogst belangrijk voor het blaauwverven is in de laatste jaren de aniline geworden; hiermede verft men rood, purper, paars en blaauw. Onder het woord aniline hebben wij daarover gehandeld. Hier voegen wij er een en ander bij over het aniline-blaauw, Lauth heeft het aniline-rood het eerst met tinzout behandeld, waarna het eerst paars werd en toen in blaauw veranderde, — het is hem namelijk gelukt, eene oplossing van fuchsine, anileïne of een ander aniline-rood in zwavelzuur door aldehyd bij een bad van onderscheidene uren en door een latere neutralisatie met soda in een prachtig blaauw te herscheppen. Dit blaauw is voor de blaauw-ververij en den katoendruk uitmuntend en geeft op zijde, wol en katoen zeer levendige tinten.
Girard vermengt gezuiverd gewoon aniline-rood met evenzooveel aniline, verwarmt het mengsel gedurende 5 of 6 uur tot 155—180° C., liefst tot 165°, kookt dan een gedeelte dezer zelfstandigheid met 10 tot 12 deelen zeer verdund zoutzuur, totdat alle aniline en aniline-rood opgelost is en slechts aniline-paars overblijft, hetwelk, in azijnzuur, alkohol of houtgeest opgelost en verdund, tot het verven kan worden gebruikt. Uit dit aniline-paars verkrijgt men aniline-blaauw, wanneer men het bij herhaling met verdund zoutzuur (10 deelen op 100 deelen water) kookt en daarna met kokend water uitwascht. Eindelijk vertoont zich eene fraaije blaauwe kleurstof, en om deze te gebruiken, behoeft men ze slechts in geconcentreerd azijnzuur-alkohol of houtgeest op te lossen en de oplossingen in eene behoorlijke hoeveelheid water te verdunnen. De zoutzure vloeistof doet men neêrslaan met alkali en men zuivert de verkregene aniline door distillatie. Intusschen bevindt zich het blaauwverven met aniline nog altijd op den eersten trap van ontwikkeling en gaat eene belangrijke toekomst te gemoet. Al de aniline-kleuren onderscheiden zich door eene groote duurzaamheid, alsmede daardoor dat zij bij kunstlicht geen groene tint aannemen. — Wij hebben in dit artikel steeds Nederlandsch ge- wigt bedoeld.