Banz, een voormalig klooster der Benedictijnen, is thans een slot van hertog Maximiliaan van Beijeren, in het Beijersche district Boven-Franken, op den Banzberg, met een boomrijk, glooijend aangelegd park, eene fraaije kerk, fresco-schilderijen, een gedenkteeken van den maarschalk Berthier en eene minerale bron. Het slot bevat eene reeks van prachtige vertrekken, waaronder zich de keizerszaal met een aantal familie-portretten bevindt.
In de bijgebouwen zijn woningen voor de bedienden en een geologisch muséum. Achter het slot is een terras met een heerlijk uitzigt in het Main-dal.
De abdij is inde 11de eeuw door Alberada, de weduwe van Otto III, gesticht, en aan de geestelijke heerschappij van Bamberg onderworpen. Het klooster kwam in verval en is door bisschop Otto von Bamberg hersteld. Paus Innocentius IV verleende daaraan voorregten in 1250. Meer en meer begon het te bloeijen, totdat het in 1525 in den Boerenoorlog werd verwoest. De volgende abt, Alexander von Rotenhan, bragt de monniken weer bijeen en herschiep het klooster in eene geleerde school, doch na zijn dood ontstonden er over het klooster zoo ernstige verdeeldheden, dat de kloosterlingen zich in 1567 verwijderden.
In 1675 werd er Johann Borchard tot abt benoemd; onder dezen en zijn opvolger Thomas Bach begon een nieuw tijdperk van welvaart voor de abdij aan te breken , totdat de 30-jarige oorlog haar weder aan verwoesting prps gaf. Ook na dien tijd ondervond het klooster eene afwisseling van voor- en tegenspoed, en eindelijk werd het in 1802 opgeheven. De bibliotheek en het kabinet voor natuurlijke historie werden naar Bamberg overgebragt. In 1813 werden de gebouwen en bezittingen aangekocht door hertog Wilhelm van Beijeren, die het in 1837 aan zijn kleinzoon Maximiliaan naliet. Thans is van het voormalige klooster alleen de kerk overgebleven.