Onder dezen naam vermelden wij:
Twee Duitsche Keizers, namelijk;
Maximiliaan I, de zoon en opvolger van keizer Frederik III. Hij werd geboren den 22sten Maart 1459 te Wiener-Neustadt en maakte zoowel in kunsten en wetenschappen als in ligchaamsoefeningen uitmuntende vorderingen. Door zijn huwelijk met Maria van Bourgondië, de erfdochter van Karel de Stoute, verkreeg hij de uitgestrekte Bourgondische bezettingen. Toen Lodewijk XI, koning van Frankrijk, zich daarvan een gedeelte toeeigende, trok Maximiliaan tegen hem te velde en dwong hem tot teruggave der veroverde gewesten. Daarentegen moest hij na het vroegtijdig afsterven van zijne gemalin (27 Maart 1482), die hem twee kinderen, Philippus en Margaretha geschonken had, bij het huwelijk van laatstgenoemde met den dauphijn (later Karel VIII) van Frankrijk, de gewesten Artois en Vlaanderen benevens het hertogdom Bourgondië als bruidschat afstaan. In 1486 werd hij tot Roomsch Koning gekozen en nam deel aan de regéringszaken. Intusschen toefde hij doorgaans in de Nederlanden, waar hij den oorlog tegen Frankrijk met afwisselenden voorspoed voortzette en steeds te strijden had met zijne oproerige onderdanen. De burgers van Brugge lokten hem zelfs listiglijk binnen hunne wallen en hielden hem maanden lang gevangen, totdat hij door een krijgstogt van zijn vader en van de Duitsche Vorsten zijne vrijheid herkreeg.
Nu snelde Maximiliaan naar de Donau om met Matthias Corvinus, koning van Hongarije, te onderhandelen over de door dezen veroverde Oostenrijksche landen, en na den dood van dien Vorst verdreef hij de Hongaren uit het land. In 1490 werd hij door Sigismund, hertog van Tyrol, als zoon aangenomen en hij verkreeg diens bezittingen in 1496. In 1492 versloeg hij bij Villach de Turken, die een inval hadden gedaan in Kraïn, Carinthië en Stiermarken, en verjoeg hen naar Bosnië. Een oorlog tegen Karel VIII van Frankrijk, die hem van zijne bruid, Anna van Bretagne, beroofd en hem zijne aan hem verloofde dochter Margaretha teruggezonden had, werd in 1493 verhoed door den Vrede van Senlis, waardoor hij Artois en Vlaanderen terugkreeg. Nadat hij in 1493 den Keizerlijken troon beklommen had, huwde hij met Bianca Sforza en kwam hierdoor tot het plan, om zich ook van Italië meester te maken. Op een schitterenden Rijksdag te Worms in 1495 maakte hij een einde aan alle veeten door den eeuwigen landvrede, verbeterde de regtsbedeeling door de instelling van een Rijkskamergerigt, en gaf zelfs op dien te Augsburg in 1500 zijne toestemming tot het oprigten van een Rijksbestuur. Intusschen deed hij de staatkundige hervorming in Duitschland mislukken, toen hij geen voldoenden steun vond voor zijne oorlogzuchtige plannen. De oorlog tegen de Zwitsers in 1499 eindigde bij den Vrede van Basel met hunne volkomene onafhankelijkheid, en desgelijks ondervond hij grooten tegenstand bij zijne veldtogten in Italië.
Vruchteloos zocht hij in 1496 de heerschappij van de Sforza's te Milaan te handhaven, — te vergeefs deed hij in 1500 een inval in Bourgondië en Champagne, en in 1500 moest hij Lodewijk XII, koning van Frankrijk, beleenen met Milaan. Bij een tweeden inval, ondernomen in 1508 op verzoek van paus Julius en onder belofte van hem als keizer te zullen kroonen, veroverden de Venetianen het Etschdal, zoodat hij niet kon voortrukken over Trente. In dien tijd aanvaardde hij den titel van gekozen Roomsch Keizer. Om zich op Venetië te wreken, sloot hij met Frankrijk, den Paus en Spanje in 1508 de Liga van Cambray en veroverde Verona, Vicenza en Triëst, maar de belegering van Padua mislukte. Eenigen tijd bleef hij aan Frankrijk getrouw en bestreed de Heilige Liga te Ravenna (1512), maar voegde zich vervolgens bij deze en verklaarde Frankrijk den oorlog. Hij moest echter in 1515 bij den Vrede van Brussel aan Frans I Milaan en aan de Venetianen Verona afstaan. Wél gelukte het hem niet, zijn kleinzoon Karel van Spanje in 1518 op den Rijksdag te Augsburg tot zijn opvolger te doen kiezen, maar verkreeg voor zijn Huis, behalve de kroon van Spanje, de glansrijkste uitzigten door de verloving van zijn kleinzoon Ferdinand met Anna van Hongarije en Bohemen. Te midden van zijne grootsche plannen overleed hij te Wels in Opper-Oostenrijk den 12den Januarij 1519.
In de kerk te Innsbrück verrees later een prachtig praalgraf ter zijner eer. Maximiliaan bezat eene forsche gestalte en bekleedde den eersten rang onder de ridders van zijn tijd. Als hartstogtelijk jager had hij eens den steilen Martinswand in Tyrol zoo hoog beklommen, dat hij eerst drie dagen daarna, geholpen door een moedigen bergbewoner, de bestegen plek verlaten kon. Onbekend streed hij tegen den Franschen ridder Claude de Barré, die in 1495 de geheele Duitsche ridderschap op den Rijksdag te Worms had uitgedaagd, en behaalde de overwinning. Gaarne nam hij deel aan de feestelijkheden, in de steden gevierd, en deed er vaak het beste schot met den arquebus. In zijne erflanden hield hij dikwerf in persoon zitting als regter.
Op letterkundig gebied heeft hij medegewerkt tot den: „Theuerdank”, waarvan hij zelf de held is, en hij dicteerde den: „Weiszkunig”, eene romantische beschrijving van zijn leven. Van hem zijn voorts eenige kleinere geschriften afkomstig, die betrekking hebben op zijn geslacht, zooals: „Ehrenpforten”, — „Triumphwagen”, — en „Der weisen Könige Stammbaum”, alsmede zoodanige, die op kunst en nijverheid betrekking hebben, bijv.: „Das Stahlbuch”,— „Die Baumeisterei”, — en „Die Gärtnerei”. Ook heeft hij gedenkschriften nagelaten, terwijl wij nog vermelden: „Correspondance de l’empereur Maximilien I et de Marguerite d’Autriche, gouvernante des Pays-Bas, de 1507-1509, publiée par André Joseph Ghislain le Glay (1840, 2 dln)”, — alsmede: „Gedenkstukken tot opheldering der Nederlandsche geschiedenis, verzameld uit de archieven te Rijssel, en op last van het Gouvernement uitgegeven door L.Th. van den Bergh (1847, 3 dln)”, waarin desgelijks brieven van Maximiliaan voorkomen. Laatstgenoemde was een zeer ontwikkeld vorst: hij sprak vloeijend Latijn, Duitsch, Fransch, Italiaansch, Engelsch en Boheemsch, was zeer ervaren in de wiskunde en in de geschiedenis en legde zich toe op dicht-, schilder- en bouwkunst en muziek. Hij was hartstogtelijk van karakter en maakte groote plannen, die hem eene algemeene sympathie bezorgden, maar het ontbrak hem aan volharding en geestkracht om ze uit te voeren. Van zijne tweede gemalin had hij geene kinderen, maar verwekte een veertiental buiten huwelijk.
Maximiliaan II, de zoon en opvolger van keizer Ferdinand I en van Anna van Hongarije. Hij werd geboren te Weenen den 1sten Augustus 1527 en in Spanje met zijn neef Philips onder het toezigt van Karel V opgevoed. In 1544 streed hij tegen de Franschen, in 1547 in den Schmalkaldischen Oorlog, en van 1549 tot 1551 was hij onderkoning van Spanje. Hij begunstigde het Protestantismus en bevorderde na zijn terugkeer in Duitschland het sluiten van het Verdrag te Passau. In 1552 werd hij gouverneur van Hongarije. Schoon gehuwd met Maria, eene dochter van Karel V, had hij op zijn slot een Luthersch predikant, waarover hij niet weinig werd hard gevallen door zijn vader. Nadat hij in September 1562 te Frankfort tot Roomsch koning en tot koning van Bohemen gekozen, voorts in het volgende jaar tot koning van Hongarije gekroond was, beklom hij na het afsterven zijns vaders (1564) den Keizerlijken troon. Ook betoonde hij eene ongemeene verdraagzaamheid, verleende aan de Oostenrijksche Standen vrijheid van godsdienstoefening, vergunde aan de Evangelische Standen een eigen kerkbestuur en hief in 1567 in Bohemen de Prager Compactaten op.
Hij kwam echter zelf niet verder dan tot verdraagzaamheid. De onderlinge verdeeldheid der Protestanten weerhield hem van een openlijk omhelzen hunner zaak, en toen de dood van don Carlos in Spanje aan zijne zonen het uitzigt opende op den Spaanschen troon, terwijl zijne dochter Anna in 1569 in het huwelijk was getreden met Philips II, streed het denkbeeld om zich aan het hoofd der Hervorming te plaatsen met de zelfzuchtige staatkunde van zijn Huis. Hij voegde zich voor het uitwendige weder bij de R. Katholieke Kerk en bezocht de mis. Duitschland genoot onder zijn bestuur nagenoeg een gestadigen vrede. In den oorlog tegen de Turken betoonde hij veel moed en voortvarendheid. Toen Soliman II, door vorst Johann Sigismund von Siebenbürgen te hulp geroepen, zelf zich aan het hoofd van het leger plaatste, verzamelde Maximiliaan bij Raab eene legermagt van 80000 man en bewaarde eene verdedigende houding. Soliman's opvolger Selim II sloot eindelijk in 1568 met hem een achtjarigen wapenstilstand, waarbij iedere partij de veroverde landen behield, en Maximiliaan maakte daarvan gebruik, om de vestingen in Hongarije te verbeteren. Hij overleed den 11den October 1576.
Eén Keizer van Mexico, namelijk:
Ferdinand Maximiliaan Joseph, aartshertog van Oostenrijk. Deze, geboren den 6den Julij 1832, was de tweede zoon van aartshertog Franz Karl en van aartshertogin Sophie, en een broeder van keizer Franz Joseph. Onder de leiding van graaf Bombelles opgevoed en voor de marine bestemd, toonde hij een algemeenen aanleg voor de beoefening van kunsten en wetenschappen. Gedurende het jaar 1850 en later volbragt hij groote reizen naar Griekenland en Klein-Azië, voorts naar Spanje, Portugal, Madeira, Tanger, Algiers enz., werd in 1853 kapitein der marine, in 1854 bevelhebber der vloot, en ondernam met een escader van 11 oorlogschepen een togt naar Griekenland, Candia, Beiroet, den Libanon, Palaestina en Egypte, terwijl hij daarbij ter bedevaart ging naar Jerusalem en met wetenschappelijke bedoelingen geruimen tijd vertoefde in Egypte. In de jaren 1856 en 1857 bezocht hij onderscheidene landen van Europa en trad in den zomer van dat jaar in het huwelijk met Charlotte, eene dochter van Leopold I, koning van België. Met haar bezocht hij Sicilië, het zuiden van Spanje, Madeira, Brazilië enz., leverde in zijne: „Reiseskizzen (4 dln)” een boeijend verhaal der aldaar ontvangen indrukken, en was van 1857 tot 1859 gouverneur-generaal van het Lombardisch-Venetiaansch Koningrijk. Na dien tijd woonde hij ambteloos op zijn prachtig kasteel Miramare bij Triëst. Bij de Fransche expeditie naar Mexico echter liet hij zich door Napoleon III overhalen de Keizerskroon van dat land te aanvaarden.
Hij ontving deze, nadat hij afstand gedaan had van al zijne regten als aartshertog van Oostenrijk, op den 9den April 1864 uit de handen van de leiders der clericale partij in Mexico, Almonte, de Estrada en Labastida. Vier dagen later verliet hij Triëst, ontving te Rome den zegen van den Paus, bereikte tegen het einde van Mei Veracruz en hield den 12den Junij een plegtigen intogt in de hoofdstad van Mexico. Napoleon had zich verbonden, tegen geldelijke vergoeding van de zijde van Maximiliaan, 25000 Franschen in Mexico te doen blijven. Maximiliaan echter, ontbloot van diplomatieke talenten, besluiteloos en terugdeinzend voor doortastende maatregelen, zwevend tusschen de liberale en ultramontaansche partijen, afhankelijk van den Franschen generaal Bazaine, die enkel zijne eigene inzigten raadpleegde, en ten slotte na de nederlaag der Zuidelijke Staten van NoordAmerika door Napoleon aan zijn lot overgelaten, kon den strijd niet volhouden tegen den president Juarez en evenmin besluiten om naar Europa terug te keeren. Door verraad viel hij te Queretaro in handen van den republikeinschen generaal Escobedo, werd door een krijgsraad ter dood veroordeeld, en den 19den Junij 1867 met de generaals Miramon en Mejia te Queretaro gefusilleerd.
Zijn stoffelijk overschot is vervolgens door den Oostenrijkschen generaal Tegetthof afgehaald en den 11den Januarij 1868 te Weenen bijgezet. Van zijne geschriften vermelden wij nog: „Aphorismen (1861)”, — „Aus meinem Leben (1867, 7 dln)”, en „Mein erster Ausflug. Wanderungen in Griechenland von Max I (1169)”. Zijne gemalin, die in 1866 naar Europa was vertrokken, om te Parijs en te Rome hulp te vragen voor haren gemaal, werd krankzinnig, toen zij hare verwachtingen zag teleurgesteld en zijn uiteinde vernam.
Eenige Keurvorsten en Koningen van Beijeren, namelijk:
Maximiliaan I, een zoon van hertog Willem V. Hij werd geboren te Landshut den 17den April 1573, ontving zijne opvoeding van de Jezuïeten en koesterde dientengevolge een ingekankerden haat tegen het Protestantismus. Te Ingolstadt, waar hij studeerde, sloot hij vriendschap met Ferdinand, die later keizer werd, en toen zijn vader hem in 1597 de kroon afstond, bragt hij in het bestuur des lands belangrijke hervormingen tot stand. In 1607 moest hij den ban voltrekken, door keizer Rudolf II over Donauwörth uitgesproken, en hield deze stad wederregtelijk in bezit. Hierdoor ontstond de Protestantsche Unie, doch Maximiliaan stelde zich daarentegen aan het hoofd der R. Katholieke Liga (1609). Eigenlijk wilde hij het Habsburgsche Huis vernederen, doch bevorderde niettemin in 1610 de verkiezing van Ferdinand II tot keizer. Met dezen sloot hij in 1619 in naam der Liga bij het uitbarsten van den Boheemschen Oorlog een verbond, bezorgde hem een leger van 30000 man, veroverde Opper-Oostenrijk, hem door den Keizer tot schadevergoeding toegekend, behaalde den 8sten November 1620 eene overwinning aan den Witten Berg bij Praag en maakte zich zonder veel moeite meester van de Boven-Pfalz. Daarvoor verkreeg hij in 1623 de Keurvorstelijke waardigheid, aan de Pfalz ontnomen, en de Boven-Pfalz zelve als vergoeding voor de krijgskosten. Toen echter Ferdinand II streefde naar de herstelling van het absolute keizerschap door middel van het leger van Wallenstein, alsmede naar de uitroeijing van het Protestantismus, kwam Maximiliaan daartegen in verzet en wist op den Keurvorstendag van 1630 te bewerken, dat Wallenstein ontslagen werd, zoodat deze laatste tot zijne bitterste vijanden behoorde.
Na de nederlaag van Tilly aan de Lech (1632) moest hij voor Gustaaf Adolf de wijk nemen uit München, en stond ook na dien tijd bloot aan de aanvallen der Zweden, daar Wallenstein hem geene hulp wilde bieden. Eerst na den dood van laatstgenoemde en na de overwinning bij Nordlingen (1634) nam hij met goed gevolg weder deel aan den oorlog. Intusschen had zijn land van de Zweden en Franschen veel te lijden. Bij den Vrede van Münster behield hij de Boven-Pfalz, de Keurvorstelijke waardigheid enz. Nadat hij de ellende van zijn rijk zooveel mogelijk verzacht en vervolgens de kroon aan zijn zoon afgestaan had, wijdde hij zich aan godsdienstige overdenkingen, en overleed den 27sten September 1657. Koning Lodewijk I deed ter zijner eer op het Wittelsbacher plein te München een ruiterstandbeeld verrijzen, door Thorwaldsen gemodelleerd.
Maximiliaan II Maria Emanuël, een kleinzoon van den voorgaande. Hij was een zoon van Ferdinand Maria en van Henriette Adelheid van Savoye, aanschouwde het levenslicht op den 11den Julij 1662, werd in 1679 opvolger van zijn vader en verbond zich op het naauwst met Leopold I. In 1683 spoedde hij zich tot ontzet van Weenen en streed vervolgens ook in Hongarije voor het Oostenrijksche Huis. Hij ontzette Gran, veroverde Ofen, hielp de overwinning bij Mohács behalen en werd in 1688 bij de bestorming van Belgrado door een pijl gewond. De Keizer, die hem reeds in 1685 zijne dochter Maria Antonia ten huwelijk gegeven had, benoemde hem daarop tot generalissimus, en in die betrekking bragt Maximiliaan in 1691 zijne troepen naar Italië en woonde de belegering van Carmagnola bij. In 1692 tot Spaansch stadhouder der Nederlanden gekozen, vocht hij tegen Frankrijk, maar zonder gewenscht gevolg. Toen echter bij den dood van zijn zoon Joseph Ferdinand zijne uitzigten op den Spaanschen troon verdwenen, legde hij het stadhoudersambt neder.
Bij het uitbarsten van den Spaanschen Successie-oorlog voegde hij zich aan de zijde van Frankrijk, hetwelk hem bij het stichten van een Koningrijk in Zwaben en Würtemberg behulpzaam zou zijn, en maakte zich meester van Ulm, Memmingen, Neuburg en Regensburg. Weldra echter, na het verliezen der veldslagen bij den Schellenberg en bij Hochstädt (1704) moest hij het land verlaten en werd in 1706 in den ban gedaan. De Vrede van Baden herstelde hem echter in 1714 in zijne regten. In 1717 zond hij aan de Oostenrijkers een hulpkorps onder het bevel van den Keurprins. Hij overleed den 26sten Februarij 1726.
Maximiliaan II Joseph, een zoon van keizer Karel VIl. Deze, geboren den 28sten Maart 1727, werd door zijn stervenden vader meerderjarig verklaard (1745) en sloot terstond met Oostenrijk den Vrede te Füssen (1745). Hij verbeterde in zijne Staten de regtspleging, verminderde de kosten van het leger en van de Hofhouding, bevorderde den landbouw en begunstigde kunst en wetenschap. Hij bezorgde b.v. nieuwe hoogleeraren aan de universiteit te Ingolstadt en stichtte in 1759 eene hoogeschool te München. Hij nam deel aan den Zevenjarigen Oorlog en hief, schoon getrouw aan de R. Katholieke Kerk, de Orde der Jezuïeten op, terwijl hij aan de Protestanten vrijheid van godsdienstoefening toestond. Hij overleed den 30sten December 1777 als de laatste telg der jongere hoofdlijn van het Huis Wittelsbach.
Maximiliaan Joseph, een zoon van den pfalzgraaf Frederik von Zweibrücken-Birkenfeld. Hij was geboren den 27sten Mei 1756 te Schwetzingen, werd onder het toezigt van zijn oom, hertog Christiaan IV van de Pfalz Zweibrücken, zorgvuldig opgevoed, trad in 1777 als kolonel in Fransche dienst en was weldra generaal-majoor. Van 1782 tot 1789 bevond hij zich te Straatsburg. Bij het uitbarsten der Omwenteling nam hij zijn ontslag en keerde terug naar Manheim. Kort daarna stond hij in de Oostenrijksche gelederen en woonde de eerste veldtogten van den omwentelingsoorlog bij. Den 1sten April 1795 werd hij opvolger van zijn broeder, hertog Karel II van Zweibrücken, in de regéring van dit land en den 16den Februarij 1799, na den dood van keurvorst Karel Theodoor, verving hij dezen in Beijeren. Hier deed hij een zelfstandig ministérie verrijzen, bevorderde den landbouw en het verkeer, verbeterde de regtsbedeeling en de belastingen en hief onderscheidene kloosters op, waarna hij de opbrengst hiervan besteedde aan de ontginning van den grond en aan het onderwijs van zijn volk. Daarenboven zorgde hij voor de grootheid van zijn Huis.
Door zich aan te sluiten aan Napoleon I en door het huwelijk zijner dochter met Eugène de Beauharnais verkreeg hij bij den Vrede van Presburg de Koninklijke waardigheid, en hij nam deze aan op den 1sten Januarij 1806, tegelijk met aanzienlijke bezittingen in Zwaben en Franken. Op die wijze werd hij de magtigste vorst van den Rijnbond. In Tyrol evenwel kon hij zijn gezag niet handhaven. Door het Verdrag van Ried (8 October 1813) voegde hij zich bij de Geälliëerden en bezorgde zich daardoor de verzekering van de integriteit van zijne Staten en van zijne souvereiniteit. Over de regten van deze streed hij vooral op het Congrès te Weenen. Hij schonk aan zijn land de grondwet van 26 Mei 1818, en overleed den 13den October 1825.
Maximiliaan II Joseph, koning van Beijeren, een zoon van Lodewijk I en Therese van Saksen-Hildburghausen. Hij werd geboren den 28sten November 1811, studeerde te Göttingen en Berlijn en deed daarna eene reis door Duitschland, Italië en Griekenland. Na zijn terugkeer vestigde hij zich op het sierlijke kasteel Hohenschwangau bij Füssen, waar hij, in aangenamen omgang met geleerden en kunstenaars, zich vooral wijdde aan geschied- en letterkundige studiën. De afstand van zijn vader op den 21sten Maart 1848 riep hem onverwacht tot den troon. Hij koos vrijzinnige raadslieden, maar verzette zich tegen de eenheidspolitiek, verwierp de Rijksgrondwet, doch naderde tot Oostenrijk en nam deel aan de herstelling van den Bondsdag en aan de maatregelen, welke tot de executie in Hessen en Holstein leidden. De binnenlandsche staatkunde in Beijeren volgde wel is waar sedert 1870 eene reactionaire rigting, doch de kerkelijke reactie vond bij den Koning geen steun. Tot groot misnoegen der Ultramontaansche partij riep hij onderscheidene beroemde mannen, bij haar in kwaden reuk, bijv. Liebig en Sybel, naar München, verkeerde met de dichters Geibel en Bodenstedt, en bestemde aanzienlijke sommen voor hen, die iets voortreffelijks leverden op het gebied der letterkunde.
Ongesteldheid verhinderde hem vaak, aan staatszaken deel te nemen, dwong hem om te reizen of op het land zijn verblijf te houden, en dit gaf hem een eenigzins stil en achterhoudend voorkomen. In 1858 maakte hij aan de reactionaire staatkunde van het ministérie von der Pfordten een einde met de woorden: „Ik wil in vrede leven met mijn volk”, waarna hij zooveel mogelijk te gemoet kwam aan de wenschen der ingezetenen. De eenheid van Duitschland wenschte hij bevorderd te zien door eene nieuwe aaneensluiting der kleine Staten naast de beide groote. Het voorstel van Oostenrijk van 1863 tot hervorming van den Bond bezat zijne volkomene goedkeuring, daar hij bij Oostenrijk zuivere bedoelingen onderstelde. Des te smartelijker trof hem de staatkunde van dat land met betrekking tot Sleeswijk-Holstein en tot den Bond. Door het uitbarsten van den Deenschen oorlog van eene reis naar Rome teruggeroepen, overleed hij plotselijk op den 10den Maart 1864.
Eindelijk vermelden wij nog:
Maximiliaan Alexander Philipp, prins von Wied, te voren von Neuwied, een vermaard reiziger. Hij werd geboren te Neuwied den 23sten September 1782, wijdde zich met ijver aan de studie der natuurkundige wetenschappen, verliet na den Vrede van Weenen als generaal-majoor de Pruissische dienst en aanvaardde in 1815 eene wetenschappelijke reis naar Brazilië. Hij doorzocht het land van den 13den tot den 23sten breedtegraad en zette zijn togt voort tot aan de grenzen van Minas Geraes. In weerwil van aanzienlijke verliezen, door vijandige aanvallen geleden, bragt hij in den zomer van 1817 eene belangrijke verzameling van voorwerpen mede naar Europa, en schreef: „Reise nach Brasilien in den Jahren 1815-1817 (1819-1822, 2 dln met atlas)’’, — „Abbildungen zur Naturgeschichte Brasiliens (1823-1831, 15 afl.)”, — en „Beiträgen zur Naturgeschichte von Brasilien (1824-1833, 4 dln)”. In 1833 volbragt hij eene reis door de Vereenigde Staten en leverde: „Reise durch Nordamerika (1838-1843, 2 dln met 81 platen)”. Daarenboven schreef hij verhandelingen over natuurlijke historie, en overleed te Neuwied den 10den Januarij 1867.