Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 11-01-2018

Anthologie

betekenis & definitie

Anthologie is een Grieksch woord, gelijkstaande met het Latijnsche florilegium. Het beteekent in onze taal bloemlezing en wordt gewoonlijk gebezigd als naam van eene keurige of uitgelezene verzameling van letterkundige voortbrengselen in gebonden en ongebonden stijl. Reeds vroeg vervaardigden de Grieken verzamelingen van op- en bijschriften.

De dichter Meleager uit Palaestina (omstreeks het jaar 60 vóór Chr.) was echter de eerste, die naar een bepaald plan de epigrammen en erotische verzen van 46 dichters, onder welke zich Archilochus, Alcaeus, Anacreon, Simonides, Sappho, Erinna enz. bevonden, tot een bevalligen krans zamenbond. Philippus van Thessaloniea, die waarschijnlijk ten tijde van Trajanus leefde, voegde er de voortbrengselen van 13 nieuwe dichters bij. Eene derde bloemlezing van epigrammen gaf de grammaticus Diogenianas van Heraclea, en eene vierde Strato uit Sardes, van welke laatste 220 gedichten in latere anthologieën zijn overgebleven. Na dien tijd vervlogen er eeuwen, totdat onder Justinianus een nieuw geslacht van versknutselaars opstond, die de Ouden zochten na te volgen zonder zich door den geest der Ouden te onderscheiden. Tot die dichtliefhebbers behoorde Agathias van Myrina in Aeolis, die uit zijne vroegere en latere gedichten onder den titel van Cyclus eene bloemlezing gaf van 7 boeken. Uit al die anthologieën, welke thans verloren zijn, vervaardigde Constantinus Cephalas te Constantinopel eene nieuwe, uitgebreide anthologie, waarin het beste uit de oudere bloemlezingen werd opgenomen. Zij was in 15 afdeelingen verdeeld. Van deze verzameling gaf de monnik Maximus Planudes in de 14de eeuw een uittreksel in 7 boeken, en deze Grieksche anthologie was tot in de 17de eeuw de eenige, met wier bestaan de beoefenaars der Grieksche letterkunde bekend waren. Zij is bij herhaling uitgegeven en door onzen Hugo de Groot in fraaije Latijnsche verzen overgezet.

Intusschen ontdekte Salmasius in 1606 in de bibliotheek te Heidelberg een handschrift uit de 16de eeuw, hetwelk de geheele anthologie van Constantinus Cephalas bevatte, benevens eenige aanhangsels, die belangrijk waren door eene verzameling van Anacreontisehe verzen. De stukken, die in de anthologie van Planudes ontbraken, werden door Salmasius afgeschreven. Dit handschrift ging bij de geleerden rond onder den titel van “Anthologiainedita”, totdat het eindelijk, anders gerangschikt en aanmerkelijk vermeerderd, door Brunch onder den naam van “Analecta veterum poëtarum” te Straatsburg in 3 deelen werd uitgegeven. Het Heidelbergsche handschrift was in 1623 naar Rome verhuisd, kwam in 1793 te Parijs, en bereikte eerst in 1815 weder zijne aloude plaats. Te Rome was het naauwkeurig afgeschreven door Spalletti. Dit handschrift is door den hertog van Gotha gekocht en door Fr. Jacobs uitgegeven.

Naar het voorbeeld der Grieksche anthologie vervaardigde men in lateren tijd eene Latijnsche. Hiertoe legde Jos. Scaliger in zijne ('atalecta veterum poëtarum, Leiden 1573) den grondslag. Deze verzameling bevat ongeveer 250 gedichten. Er werden onderscheidene vervolgen op geleverd, en eindelijk gaf P. Burman daaruit en uit de belangrijke papieren van N. Heinsius zijne “Anthologia veterum latinorum epigrammatum et poëmatum” (Amsterdam 1759 in 2 dln), die in 5 boeken 1544 gedichten bevat. De waarde van deze is zeer verschillend; sommige zijn voortreffelijk, de meeste middelmatig, maar zij vertegenwoordigen de ontwikkeling der Latijnsche poëzie over eene lange reeks van eeuwen.

< >