Ahrens beschouwt men zoo al niet als den grondlegger, dan toch als het. hoofd van eene wijsgeerig-regtsgeleerde school. Hjj werd in 1808 te Kniestedt bij Salzgitter in Hannover geboren en ontving zijne opleiding te Wolfenbüttel en te Göttingen. Hij promoveerde in laatstgenoemde stad met een proefschrift “De Confoederatione germaniea (over den Duitschen Bond)”, waarin hij het gevoelen voorstond, dat de Bondsdag in eene vergadering van afgevaardigden uit de Stenden moest worden herschapen. Zijne vrijzinnige denkbeelden waren wanklanken voor de Duitsche aristocraten.
Ahrens werd gekrenkt en achteruitgezet, zoodat hjj in de gelederen der oppositie belandde en aan de bekende beweging te Göttingen (1831) deel nam. Hij begaf zich op de vlugt naar België en vervolgens naar Frankrijk. Te Parijs legde hij zich met ijver toe op de kennis der Fransche taal, om er als verkondiger van de wijsbegeerte van Krause te kunnen optreden. In 1836 begon hij voorlezingen te geven over de Duitsche wijsbegeerte sedert Kant, en hij vond zoo veel bijval, dat hem door de Fransche regering het houden van een cursus over psy-chologie werd opgedragen. Later had hij keus tusschen een hoogleeraarsambt buiten Parijs en een wachtgeld. Hij koos dit laatste en werd in 1839 hoogleeraar in de wijsbegeerte te Brussel, nadat hij zijne reeks van voorlezingen onder den titel “Cours de psychologie” (Paris 1837 tot 1838) had uitgegeven. Zijn “Cours de droit naturel” (Paris 1838, 3me ed. 1848) werd in onderscheidene talen overgebragt. In 1841 werd hij naar Leiden, in 1843 naar Utrecht als hoogleeraar beroepen. Deze aanbiedingen wees hij van de hand, waarna hp in 1848 de benoeming tot lid van het Parlement te Frankfort aannam. In het volgende jaar trad hij af. Wel had men zijne plaats te Brussel voor hem open gehouden, maar hij gaf de voorkeur aan een beroep als hoogleeraar in de regts- en staatswetenschappen te Grätz.
Met hoeveel ijver en belangstelling hij zich op dat gebied beweegt, blijkt uit zijne “Organische Staatslehre auf philosophiseh-anthropologischer Grondlage” — een werk, waarvan het eerste deel in 1850 te Weenen de pers verliet.