verluiden - Werkwoord
1. (ov) (verouderd) het luiden van klokken —al of niet van de kerk— naar aanleiding van het overlijden van iemand
♢ In Drenthe verluidden de buren vaak hun overleden buurman, hoewel de kerk over dit gebruik van heidense oorsprong niet altijd te spreken was.
2. (verouderd) zich laten ~ kennis geven van iets
♢ Hij liet zich verluiden dat hij in het huwelijk ging treden.
3. horen ~ op een of andere wijze vernemen
♢ Ik heb horen verluiden dat hij gaat scheiden.
4. (onpr) naar ~: zoals vernomen is (vaak uit onduidelijke of mogelijk niet geloofwaardige bron)
♢ Naar verluidt gaat hij scheiden.
Woordherkomst
afgeleid van luiden met het voorvoegsel ver-
Gepubliceerd op 31-10-2017
verluiden
betekenis & definitie