Gepubliceerd op 04-12-2017

klokken

betekenis & definitie

klokken - Werkwoord
1. een tijd opnemen
Zij klokte een tijd van 2:14:34,34.
2. een geluid voortbrengen dat als "klok" klinkt
De kippen klokten opgewonden.
Het water klokte toen de luchtbel ontsnapte.

klokken - Zelfstandignaamwoord
1. meervoud van het zelfstandig naamwoord klok

Woordherkomst
Een klanknabootsend woord (onomatopee).

Verwante begrippen
[1] timing