Gepubliceerd op 31-10-2017

uni-

betekenis & definitie

uni- - Voorvoegsel
1. ter vorming van woorden waar sprake is van één ding (voor alles)

Woordherkomst
afgeleid van het Latijnse 'unus' (een)

Verwante begrippen
mono-, bi-, di-, tri-, tetra-, penta-, hexa-, hepta-, octa-, nona-, deca-, undeca-, dodeca-