Gepubliceerd op 04-12-2017

ongelovige

betekenis & definitie

ongelovige - Bijvoeglijk naamwoord
1. verbogen vorm van de stellende trap van ongelovig
2. van een persoon dat hij niet gelooft
In deze tijd zal er van een ‘spanningsveld’ nauwelijks meer sprake zijn. Volgens een recent onderzoek is zestig procent van de Nederlanders ongelovig en dus vrij een eigen weg te zoeken, welke die ook is.

ongelovige - Zelfstandignaamwoord
1. iemand die niet (meer) gelooft
Heidenen, afvalligen en ketters zijn allen ongelovigen. De eerste groep heeft nooit kennis gemaakt met het ware geloof en kunnen nog bekeerd worden. De afvalligen zijn ooit gelovigen geweest maar hebben het geloof afgezworen. De ketters beweren nog steeds gelovigen te zijn maar doen het op een foute manier.

Uitdrukkingen en gezegden
♦ een ongelovige Thomas zijn
nooit iets kunnen geloven
♦ in het land er ongelovigen
in partibus infidelium

Synoniemen
agnosticus, goddeloze, kafir, heiden, ketter, barbaar, godslasteraar

Antoniemen
gelovige