klappen - Werkwoord
1. (inerg) als vertoon van bijval, dank of bewondering de open handen ineenslaan
♢ Het publiek klapte beleefd, maar meer ook niet.
2. ergatief plotseling met een luid geluid vallen
♢ De omvallende fiets klapte tegen de vloer.
klappen - Zelfstandignaamwoord
1. meervoud van het zelfstandig naamwoord klap
Woordherkomst
Afgeleid van klap
Uitdrukkingen en gezegden
♦ iets met rake klappen bekopen
Synoniemen
[1]: applaudisseren
Gepubliceerd op 04-12-2017
klappen
betekenis & definitie