Gepubliceerd op 03-10-2017

dank

betekenis & definitie

dank - Zelfstandignaamwoord
1. een goede gezindheid jegens iemand voor bewezen diensten
    ♢ Hij bewees zijn dank met een bos bloemen.
dank - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van danken
    * Ik dank
2. gebiedende wijs van danken
    * dank!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van danken
    * dank je?

Uitdrukkingen en gezegden
    ♦ iemand iets niet in dank afnemen
        boos zijn over iets dat iemand heeft gedaan
    ♦ geen dank
        als antwoord als iemand je bedankt, je zegt dan eigenlijk dat het normaal is wat je gedaan hebt en dat een ander daar niet dankbaar voor hoeft te zijn. In een beleefde omgang met elkaar zegt de geholpene altijd Dank je wel en zegt de helper daarna altijd Geen dank.

Antoniemen
ondank