Gepubliceerd op 04-12-2017

hoorder

betekenis & definitie

hoorder - Zelfstandignaamwoord
1. (formeel) (persoon) iemand die naar iets luistert
In sommige Aboriginetalen oriënteert men zich ruimtelijk niet, zoals wij, op de spreker of hoorder, maar staat de geografische wereld centraal: iets staat niet links of rechts naast je, voor je of achter je, maar ten oosten of ten zuiden, en zo voort. In het Aymara, een taal in de Andes, ‘ziet’ men het verleden voor zich – dat kun je immers zien – en de onbekende toekomst ligt achter je, letterlijk uit het zicht. Waar wij tegen de stroom van gebeurtenissen in kijken, kijken de Aymara’s stroomafwaarts mee, maar dat is geen taalkundige notie.

Woordherkomst
Naamwoord van handeling van horen met het achtervoegsel -der

Uitdrukkingen en gezegden
♦ de goede hoorder heeft maar een half woord nodig
als je goed luistert heb je niet meer informatie nodig om het helemaal te begrijpen

Synoniemen
luisteraar, toehoorder