haken - Werkwoord
1. (intr) met een haak vastzitten
2. (intr) vast blijven hangen onder vorming van een haak (lus)
♢ mijn jas bleef aan de deur haken
3. (ov) (met een haaknaald) een weefsel maken door het aanbrengen van lussen
♢ Oma was een expert in haken, breien en borduren
4. (ov) bevestigen d.m.v. een haak
haken - Zelfstandignaamwoord
1. meervoud van het zelfstandig naamwoord haak
Woordherkomst
afgeleid van haak met het achtervoegsel -en
Gepubliceerd op 04-12-2017
haken
betekenis & definitie