hangen - Werkwoord
1. (inerg) zich in een positie los van de bodem bevinden en door een bevestiging aan een ander voorwerp voor vallen behoed worden
♢ De appels hangen nog aan de boom.
2. (inerg) door ophanging -meest aan de nek- ter dood gebracht worden
♢ Barbertje moest hangen''.
3. (ov) door ophanging -meest aan de nek- ter dood brengen
♢ De misdadiger werd vroeg in de morgen gehangen.
hangen - Zelfstandignaamwoord
1. meervoud van het zelfstandig naamwoord hang
Gepubliceerd op 04-12-2017
hangen
betekenis & definitie