dagen - Werkwoord
1. (onpr) dag worden
♢ Het daagde al in het oosten toen hij eindelijk in slaap viel.
2. (ov) (juridisch) dagvaarden: de opdracht geven op een bepaalde dag voor het hof te verschijnen
♢ Hij werd voor de rechtbank gedaagd.
3. (absol) beginnen te beseffen, beginnen bewust te worden
♢ Toen begon er iets bij hem te dagen.
dagen - Zelfstandignaamwoord
1. meervoud van het zelfstandig naamwoord dag
Synoniemen
[1] krieken, licht worden
[2] dagvaarden
[1],[3] gloren
Gepubliceerd op 03-10-2017
dagen
betekenis & definitie