Gepubliceerd op 13-11-2017

dag

betekenis & definitie

dag - Zelfstandignaamwoord
1. (astronomie) de aanwezigheid van elektromagnetische straling op de door de zon bestraalde helft van een planeet, en die vooral effecten als opwarming en verlichting veroorzaakt
In de zomer is het al vroeg dag.
2. (tijdrekening), (eenheid) tijd waarin een hemellichaam volledig om zijn eigen as draait (voor de aarde 24 uur)
Neem driemaal per dag deze pillen en u bent zo weer op de been.
3. (tijdrekening) tijd tussen zonsop- en zonsondergang
Op bepaalde tijdstippen van de dag is de kans op verbranding groter dan op andere.
Als het vandaag dinsdag 26 juli 2016 is, dan is het morgen woensdag 27 juli, overmorgen is het donderdag 28 juli, gisteren was het maandag 25 juli, eergisteren was het zondag 24 juli, terwijl het aanstaande maandag 1 augustus is en vorige week donderdag was het 21 juli.
4. dag van de arbeid: socialistische feestdag op 1 mei

dag - Tussenwerpsel
1. ontmoetingsgroet
Dag. Ik ben Jan.
2. afscheidsgroet
Ik moet gaan. Dag.

Woordherkomst
afkomstig van:
Middelnederlands: dach
Oudernederlands: dag
Germaans: *dagaz
Indo-Europees: *dʰegʰ- (branden)

Uitdrukkingen en gezegden
♦ num=3
op de dag|overdag
♦ num=1
het is kort dag|er is haast bij
♦ num=1
aan de dag brengen|bekendmaken
♦ num=1
goed voor de dag komen|een goede indruk maken
♦ num=1
voor de dag komen|opduiken
♦ num=1
pluk de dag|profiteer van gunstige uren/tijden
♦ num=2
vandaag de dag |tegenwoordig, in de huidige tijd
♦ num=2
de oude dag|de tijd dat men oud is
♦ num=2
heden ten dage| tegenwoordig, in de huidige tijd
♦ num=2
betere dagen gekend hebben|in slechte staat zijn
♦ num=2
dag en nacht|voortdurend
♦ num=2
dag in, dag uit|voortdurend
♦ num=2
elke dag maar weer|elke dag hetzelfde
♦ num=2
een dezer dagen|tegenwoordig, gistereen of morgen
♦ num=2
om de andere dag|telkens twee dagen later
♦ num=2
voor dag en dauw|zeer vroeg in de morgen
♦ num=2
met drie dagen verlengd|drie (kalender-)dagen erbij
♦ num=2
juliaanse dag|in astronomie gebruikte doortellende dagnummmering (nieuwe dag begint op de middag)
♦ num=3
de langste dag|de dag met de meeste uren licht (zonnewende 21 juni )
♦ num=3
het aanbreken van de dag |het opkomen van de zon, het licht worden
♦ num=3
het krieken van de dag |het opkomen van de zon, het licht worden
♦ num=3
op klaarlichte dag|overdag wanneer het licht is
♦ num=1
van de ene op de andere dag|heel plotseling
♦ Aken en Keulen zijn niet op één dag gebouwd.
voor een uitgebreide klus heb je meer tijd nodig
♦ Als Pasen en Pinksteren op één dag vallen
Iets wat nooit zal gebeuren
♦ Een gat in de dag slapen
erg lang uitslapen
♦ Elke dag een draadje is een hemdsmouw in een jaar.
als je iedere dag een beetje doet komt het karwei uiteindelijk klaar
♦ Elke dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad.
men moet zich niet zorgen maken over de toekomst
♦ Men moet de dag niet prijzen voor het avond is.
pas als alles gedaan is kun je zeggen of het goed ging
♦ Sinds jaar en dag (zijn)
al heel lang
♦ Voor dag en dauw (zijn)
heel vroeg
♦ Werken zolang het dag is
werken zo lang iemand kan
♦ zeg maar dag met je handje
vergeet het maar

Synoniemen
[1] licht
[2] etmaal, omloop, zonnedag
[1]: hoi, hallo
[2]: doei

Antoniemen
[1] duisternis, nacht
[3] avond, nacht

Verwante begrippen
[1] zonlicht, zonnestraal, zonnestraling, zonnewarmte, [2] datum, kalender, middag, noen, middernacht, [3] aurora, avond, dageraad, middag, morgen, morgenstond, nacht, namiddag, noen, voormiddag, zomertijd, zonsondergang, zonsopgang, [1]: goedendag
Zie ook
Daag, daag