beuken - Bijvoeglijk naamwoord
1. hout van de beuk, een Europese hardhoutboom
♢ In het huis ligt een massief beuken parketvloer.
beuken - Werkwoord
1. (inerg) ergens fors op slaan
♢ Plots werd er op de deur gebeukt.
♢ De woeste zee beukt tegen de steile rotswand.
beuken - Zelfstandignaamwoord
1. meervoud van het zelfstandig naamwoord beuk
Woordherkomst
Afgeleid van beuk met het achtervoegsel -en
Gepubliceerd op 10-11-2017
beuken
betekenis & definitie