beducht - Bijvoeglijk naamwoord
1. ~ voor: bewust van dreigend onheil
♢ De voor uitglijden beduchte oude man schuifelde voorzichtig over het ijs.
♢ De student durfde het werkstuk niet in te leveren, omdat ze beducht was voor een onvoldoende.
Woordherkomst
verwant met dunken
Gepubliceerd op 10-11-2017
beducht
betekenis & definitie