dreigend - Deelwoord
1. onvoltooid deelwoord van dreigen
1. attributief gebruikt
♢ Na de dreigende taal over en weer loopt de spanning verder op.
2. attributief gebruikt
♢ Er is een dreigend tekort aan leraren.
♢ Hij waarschuwt voor een dreigend financieel debacle met de bouwplannen.
3. bijwoordelijk gebruikt
♢ Dreigend met een groot mes liep hij op mij af.
dreigend - Bijvoeglijk naamwoord
1. eigenschap van iets dat bang maakt
♢ De dreigende houding van de man maakte iedereen bang.
Gepubliceerd op 13-11-2017
dreigend
betekenis & definitie