afspelen - Werkwoord
1. (ov) opgenomen geluids- of beeldmateriaal opnieuw laten horen of zien
♢ Hij speelde een hele mooie CD voor ons af.
2. (ov) tot het einde toe spelen
♢ Dat muziekstuk werd niet tot het einde toe afgespeeld.
3. (ov) iets door veelvuldig bespelen bederven en onbruikbaar maken
♢ Die piano was door het vele gebruik helemaal afgespeeld.
4. (refl) zich ~: gebeuren
♢ Dit verhaal speelde zich in de negentiende eeuw af.
Woordherkomst
samenstelling van af(bijwoord) en spelen(werkwoord)
Gepubliceerd op 31-10-2017
afspelen
betekenis & definitie