Gepubliceerd op 31-10-2017

afbreken

betekenis & definitie

afbreken - Werkwoord
1. (ov) met de grond gelijk maken
Het huis werd compleet afgebroken.
2. (ov) voortijdig beëindigen
Als een dam-, schaak- of go-partij niet binnen de afgesproken speeltijd beëindigd is, kan deze worden afgebroken.
3. (ov) door breken scheiden
Ouweneel pleit er ook voor dat we bij de viering van het avondmaal van één geheel brood ieder telkens een stukje afbreken.

Woordherkomst
samenstelling van af(bijwoord) en breken(werkwoord)

Synoniemen
neerhalen

Antoniemen
[1] opbouwen

Verwante begrippen
[1] vernietigen, slopen