Gepubliceerd op 31-10-2017

aankomen

betekenis & definitie

aankomen - Werkwoord
1. ergatief een bestemming bereiken
U bent aangekomen in Overveen.
2. even bezoeken
Zullen we even aankomen als we toch in Zwolle zijn.
3. treffen.
Het ongeval was harder aangekomen dan we aanvankelijk dachten.
4. ergatief zwaarder worden
Hij is de laatste paar maanden aardig aangekomen.
5. voorspellen
We konden dat ongeluk al lang van de tevoren zien aankomen.

Woordherkomst
samenstelling van aan(voorzetsel) en komen(werkwoord)

Uitdrukkingen en gezegden
♦ er zit een mooie tijd aan te komen
vol hoop zijn dat er goede tijden komen
♦ iemand zien aankomen
iemand geen kans gunnen
♦ ergens aankomen
met je handen iets aanraken
♦ het ergens op aan laten komen
riskeren, de gok wagen

Synoniemen
naderen
[4] kazen