aankomen - Werkwoord
1. ergatief een bestemming bereiken
♢ U bent aangekomen in Overveen.
2. even bezoeken
♢ Zullen we even aankomen als we toch in Zwolle zijn.
3. treffen.
♢ Het ongeval was harder aangekomen dan we aanvankelijk dachten.
4. ergatief zwaarder worden
♢ Hij is de laatste paar maanden aardig aangekomen.
5. voorspellen
♢ We konden dat ongeluk al lang van de tevoren zien aankomen.
Woordherkomst
samenstelling van aan(voorzetsel) en komen(werkwoord)
Uitdrukkingen en gezegden
♦ er zit een mooie tijd aan te komen
vol hoop zijn dat er goede tijden komen
♦ iemand zien aankomen
iemand geen kans gunnen
♦ ergens aankomen
met je handen iets aanraken
♦ het ergens op aan laten komen
riskeren, de gok wagen
Synoniemen
naderen
[4] kazen
Gepubliceerd op 31-10-2017
aankomen
betekenis & definitie