(Lat. van instinctus = aandrift, van instinguere = aandrijven). Het aangeboren automatisme, in tegenstelling van datgene wat eerst gedurende het leven als gewoonte wordt eigen gemaakt.
Een bij overerving verkregen natuurdrift, door welke zonder voorafgaande persoonlijke ervaring, aanleering of overlegging en zonder dat het doel der handeling gekend ef het resultaat ervan voorzien wordt, toch datgene wordt verricht, wat in ’t algemeen nuttig is voor het voortbestaan van het individu of van de soort waarvan het deel uitmaakt. Zoo b.v. wat betreft de voedselvinding, de voortplanting en de verzorging der jongen, de verdediging tegenover levenbedreigende vijanden.Analyseert men het instinkt nader, dan blijkt het te bestaan in eene dispositie om bepaalde dingen waar te nemen en daaraan zijn aandacht te schenken; om tengevolge daarvan bepaalde emotioneele aandoeningen te ondergaan; en eindelijk om op een bepaalde wijze te reageeren, althans de neiging daartoe te gevoelen. Van ondergeschikt belang is het daarbij eigenlijk, of de instinktmatige handeling al dan niet bewust geschiedt, zelfs of de beteekenis er van beseft wordt; want niet zoozeer hierin ligt het essentieele, als wel in het gedwongene en spontane. En juist omdat het instinkt blindelings werkt, vertoont het geen aanpassing aan buitengewone, afwijkende en oogenblikkelijke omstandigheden, en kan het in dergelijke gevallen ondoelmatig en verderfelijk worden in plaats van tot behoud te strekken.
Vooral in de lagere dierenwereld, meer in ’t bizonder die der insekten, komt het instinkt veelvuldig voor. Maar ook in de hoogere dierenwereld ontbreekt het geenszins, en zelfs bij den mensch is het nog ruimschoots aan te treffen. Ook hier vertoont het zich bovenal in een drietal vormen, betrekking hebbende op het zelfbehoud, de voortplanting en de sociale samenleving, welke verschillende instinktrichtingen veelal met elkander in een pijnlijk conflict geraken, waar zij respectievelijk de instandhouding van het individu, die van de soort en die van de maatschappij beoogen en de eischen dier drie tendenzen veelal sterk uiteenloopen.