Wetenswaardig Allerlei

T. Pluim (1922)

Gepubliceerd op 25-01-2017

Waalhalla

betekenis & definitie

Waalhalla was bij de Germanen de gelukzalige verblijfplaats der gesneuvelde helden. Het woord wal (Angelsaksisch val) betekent oorspronkelijk: gevallene in den krijg; later ook: kampplaats.

Walhalla is dus eigenlijk: de hal der gesneuvelden. Het was een trotsch gebouw — volgens de sagenleer — en de zaal zelf had 540 deuren. Kwamen nieuwe gesneuvelden binnen, dan was de hal te hunner eer versierd en alle helden stonden op om hen te begroeten, terwijl de Walkyren (z. d. w.) hun den wijn aanboden, die anders voor Odin (Wodan) bestemd was. De koningen kwamen allen in Waalhalla, ook al waren zij niet in den oorlog gestorven. Eiken morgen bij het hanengekraai trokken de helden tot een spiegelgevecht met elkander uit; na den slag kregen de gesneuvelden het leven weer terug en 's avonds vereenigde Odin hen weer aan zijn welvoorzienen disch, waar hun spek van evers wachtte en bier of mede werd gedronken uit de schedels der verslagen vijanden op aarde. Odin zelf dronk alleen wijn; de spijzen gaf hij aan zijn honden ter weerszijden van zijn troon.
Walhalla heet ook een grootsch gebouw bij Regensburg, door Lodewijk I, koning van Beieren gesticht (1830—42), als een hulde aan Duitschlands groote mannen. Het bevat hun bustes eveneens fraaie reliëfs uit Duitschlands verleden.

< >