Odin (Noorsch; Saksisch: Wodan; Oudduits Wuotan) is de opperste god der Germanen, die vooral ten tijde der Romeinen aan den Beneden-Rijn werd vereerd en door Tacitus met Mercurius werd geïdentificeerd (gelijkgesteld).
Hij is oorspronkelijk de windgod; zijn naam zou dan ook aîgeleid zijn van watan = doorijlen. Als zodanig rijdt hij op zijn achtvoetig wit ros Sleipnir door de lucht, met een wollen hoed op en een blauwe hemel mantel om (later onze St.-Nicolaas). Hij was ook de god der doden, vooral van de gesneuvelde helden; de drie strijd jonkvrouwen of Walkyren (o. a. op „Walcheren" vereerd) brachten de gesneuvelden van het slagveld in zijn halle of koningszaal (Walhalla) ; de Scandinaviërs riepen hem ook bij 't begin van den slag aan en wijdden hem door het dooden met een speerworp de krijgsgevangenen. Ris hemel- en zonnegod heeft slechts één oog; in zijn hemelburcht overziet hij op zijn troon de gehele wereld. Twee raven vliegen om hem heen, namelijk Hugin (— geheugen) en Munin (gedachtenis) en boodschappen hem, al wat er op de aarde voorvalt. Verder is Oudduits de god der wijsheid. Als zodanig wordt hem de uitvinding der runen ('t letterschrift) met hun genees- en toverkracht toegeschreven en verleent hij den dichters de gave der poëzie. Aan de Romeinen viel vooral de verering van Odin als wind- god op, en hielden zij hem dus voor Mercurius. Vandaar dat Woensdag (— Wodansdag) in het Fransch nog Mercredi heet.