vijfde Baron Willoughby van Parham (1613?-1666), kan beschouwd worden als de eigenlijke stichter van de volkplanting Suriname. Hij was gouverneur van Barbados en de overige Engelsche bezittingen in West-Indië, toen hij in 1650 een expeditie van 40 man onder bevel van den sergeant-major Anthony Rowse naar Suriname zond om een geschikte plaats uit te zoeken voor de vestiging van een kolonie. ‘It is commended by all that went, - schreef Willoughby aan zijn vrouw - for the sweetest place that ever was seen; delicate rivers, brave land, fine timber.
They were out almost five months, and amongst forty persons, not one of them had so much as their head ache. They commend the air to be so pure, and the water so good, as they had never such stomachs in their lives, eating five times a day plenty of fishand fowl, partridges and pheasants innumerable: brave savannahs, where you may in coach or on horseback, ride thirty or forty miles’.
Willoughby gaf den kolonisten een schip en een flinken voorraad ruilartikelen voor de Indianen, en zond nu en dan van Barbados scheepjes naar Suriname, die er nieuwe kolonisten brachten en de van de Indianen verkregen artikelen inlaadden. De nieuwe kolonie stond in goede verstandhouding met de in de Boven Suriname reeds gevestigde Portugeesche Joden en met de kleine vestiging van Nederlanders (Flamands) aan de Commewijne. In Jan. 1652 werd Willoughby ontzet van zijne waardigheid van Gouverneur van Barbados en van het eiland verbannen. Hij vertrok 27 Maart naar Suriname, waar hij een korten tijd bleef. Wegens deelneming aan complotten tegen het Parlement werd hij in Juni 1655 en opnieuw in Maart 1656 gevangen gezet; in Nov. 1656 werd hem de vrijheid aangeboden op voorwaarde dat hij, tegen een waarborg van £10.000 binnen zes maanden naar Suriname zou vertrekken; men stelde hem in vrijheid maar hij vertrok niet. Na den terugkeer van Karel II volgde opnieuw zijne benoeming tot gouverneur van Barbados en de overige Engelsche bezittingen in West-Indië.
Tevens werd hij met Lawrence Hide, tweeden zoon van Lord Clarendon, door den Koning, bij Charter van 2 Juni 1663, begiftigd met de landstreek ‘called Serrinam also Surrinam lying in breadth East and West one English Mile next beyond the Westerly Banks of the River of Copenam and Easterly one Mile from or beyond the River Marawyne conteyninge from East to West Forty Leagues or thereabouts and extendinge from the maine Ocean or Sea called the North Sea southward up into the Land to the Heads or Springs of the said River and from thence by direct Lynes unto the mayne Ocean called the South Sea’, enz. (De zeer uitvoerige giftbrief is te vinden bij Hartsinck en in de Annals of Guiana by Rodway & Watt, Georgetown 1888, blz. 153-161; Hartsinck geeft ook de vertaling). In Jan. 1665 bezocht Willoughby zijne volkplanting, die volgens den giftbrief Willoughbyland zou heeten en die zich inmiddels tot een belangrijke kolonie had ontwikkeld; zijn doel was het land in staat van tegenweer te brengen in verband met den te verwachten oorlog. Kort na zijne komst deed een zekere John Allen in de kerk te Thorarica (zie aldaar) een moordaanslag op hem, waarbij hij ernstig gewond werd en waardoor hij verplicht was tot de maand Mei in Suriname te blijven. In Juli van het volgende jaar verliet hij, op bevel van den koning, Barbados met een vloot om de Franschen van de West-Indische eilanden te verdrijven. Den 23 Juli werd de vloot door een orkaan overvallen, waarbij ook het fregat Hope, waarop hij zich bevond, schipbreuk leed en hij verdronk. Hij heeft dus de verovering van Suriname door Krijnssen in Febr. 1767 niet beleefd.
Deze had plaats terwijl zijn broeder William gouverneur van Barbados was. Het was diens zoon Henry, die naar Suriname gezonden werd en die daar, nadat John Harmon in Oct. 1667 de kolonie weer veroverd had, zoo heeft huisgehouden (zie KRIJNSSEN).
Litt. Hartsinck, Beschr. v. Guiana Amst. 1770 deel II; Henry Cary, Memorials of the Great Civil War in England from 1642 to 1652. London 1842 blz. 312; Sir Robert H. Schomburgk, The History of Barbados, London 1848, blz. 273, v.; Darnell Davis, Cavaliers and Roundheads of Barbados, Georgetown 1887, blz. 197; James Rodway en Thomas Watt, Chronol. Hist. of the Discovery and Settlement of Guiana, Georgetown 1888; Dictionary of National Biography, Edited bij Sidney Lee, vol. LXII, London 1900. Zie verder de litteratuur bij BYAM).