Agave rigida var. Sisalana, fam.
Liliaceae. De sisal is een agave, waarvan de bladeren een uitstekende vezel (hennep: men spreekt van sisal-hennep) leveren, geschikt voor het maken van touw. Op de Bahama-eilanden, in Yucatan en elders heeft deze cultuur reeds lang vasten voet en zij levert niet onbelangrijke voordeelen op. Het is een echte woestijnplant die verbouwd kan worden op plaatsen welke voor andere cultures ongeschikt zijn.De sisal is op Curaçao ingevoerd omstreeks 1900, en uitgeplant op Welbedacht (Juan Luis). Dit terrein, groot ± 55 H.A., was bestemd om er met geldelijken steun van het Gouvernement proeven te nemen met verschillende vezel-leverende agave-achtige gewassen en is in 1910 wegens verwaarloozing aan het Gouvernement teruggegeven, tegelijk met den waardeloozen aanplant.
De Cur. Mij. tot bevordering v. landb., veeteelt, zoutwinning en visscherij, heeft in 1904 op Seroe Pretoe een proefaanplant van sisal aangelegd en dien steeds uitgebreid en onderhouden. In het eind van 1910 is daaruit voor het eerst geoogst.
In Dec. 1907 is van Gouvernementswege op Mundo Novo een proefveld aangelegd, en in 1908 zijn meerdere proefveldjes aangelegd. (Zie verder Kol. Verslag Curaçao 1915, Hoofdst. N.§4).
In 1910 heeft de Eerste Sisal Cultuur-Mij te 's Gravenh. de cultuur ter hand genomen op Mount Pleasant. Volgens het Kol. Verslag 1914 had zij ruim 67 H.A. in cultuur, waarop ruim 139 000 planten en op de kweekbedden nog duizenden plantjes.
Haar werd van regeeringswegen in 1911 een renteloos voorschot verstrekt van ƒ30 000, ten laste van de kolonie Curaçao. Overwegende dat de maatschappij onder ongunstige omstandigheden (groote droogte) gewerkt heeft, en het haar moeilijk valt in den oorlogstijd meer fondsen te verkrijgen, heeft de Min. van Kol., overtuigd van het belang van krachtige voortzetting van het bedrijf, op de Curaçaosche begrooting voor 1916 voorgesteld een nieuw renteloos voorschot van ƒ30.000 aan de maatschappij te verleenen. Dit voorstel is door de Staten-Generaal goedgekeurd, evenals het voorstel op dezelfde begrooting om aan de Cultuurmaatschappij der Nederl. Antillen (zie KATOEN) ƒ50 000 voorschot in twee jaartermijnen toe te staan, ten einde behalve de katoenteelt ook de teelt van sisal op St. Eustatius ter hand te nemen.
Cultuur
De sisal laat zich gemakkelijk uitpooten door middel van bulbillen (broedknoppen) of van wortelspruiten (uitloopers). De plant ontwikkelt n.l. na eenige jaren in Januari
een forsche, slanke bloeipijl met groenwitte bloemen, die het zelden tot vruchtzetting brengen; de bloemen vallen af en in de plaats daarvan ontwikkelen zich broedknoppen of bulbillen (Semienja, PAP.); elke bloeistengel levert 4000 tot 8000 zulke bulbillen. Bulbillen, verzorgd op kweekbedden, kunnen in 11^ a2jaren uitgepoot worden. Kenmerkend voor de sisal is de ontwikkeling van talrijke wortelspruiten, die eveneens op kweekbedden moeten worden uitgezet tot de tijd van uitplanten aanbreekt.
Laat men de kweekbedden, na het uitnemen der planten, rustig liggen, dan ontwikkelt zich uit de daarin achtergebleven wortels spoedig een groot aantal spruiten, die ook overgebracht kunnen worden naar kweekbedden en een goed plantmateriaal vormen. In Yucatan, het vaderland van de sisalcultuur, worden uitsluitend wortelspruiten gebruikt als plantmateriaal. De aldus gekweekte planten worden vóór het invallen der regens, Aug. en Sept., op hunne standplaats gebracht, zoodra ze meer dan 40 cM. hoog zijn, Vóór het overplanten moeten alle wortels worden afgesneden en de oudste bladeren tot op de plaats van aanhechting afgescheurd (péla, PAP.); tusschen de litteekens daarvan vertoonen zich eenige paars-bruine knopjes, waaruit zich na uitplanting nieuwe wortels ontwikkelen.
Het sisalblad is zeer stijf en draagt bepaaldelijk op Curagao aan den top een zware, glasharde, zeer scherpe, bruine doorn; soms ook vertoonen de bladranden sporen van dorens, die den bladrand scherp maken.
De plantkuilen moeten zoo ruim mogelijk gemaakt worden en de uitgegraven aarde moet, met mest gemengd, vóór het uitplanten weer in den kuil geworpen worden.
Voor de cultuur rekent men dat 1 arbeider noodig is voor een oppervlak van 1.6 H.A.
Miswas en ziekten
Bij planten tot ± 80 cM. hoogte ziet men dikwijls, dat de binnenste bladeren van de nog opgerolde, kegelvormige kern, sneller in de lengte groeien dan de buitenste, deze nabij den top met hun doorn doorpriemen, waarna zulk een paar bladeren elkaar niet meer loslaat; beide raken beschadigd. Bij even zoo groote planten ziet men soms bovenbedoelde kern van bladeren als met een mes bijna geheel dwars doorgesneden. Te dicht bij elkaar staande planten doorboren elkaars bladeren of wel de eigen wortelspruiten doen zulks als men ze te groot laat worden.
In 1910 is voor het eerst een schadelijke ziekte in volwassen planten opgetreden, merkbaar door bruine plekken in het blad. In het begin is de vezel nog gaaf, later toont die een donkere verkleuring en is dan tevens moeilijk van het bladmoes los te maken. De ziekte moet worden toegeschreven aan weersomstandigheden, overmatige hitte, en zonnebrand, niet aan een besmettelijken, parasitairen ziekte-verwekker. Zij is beschreven door Braun in Der Pflanzer van 16 Dec. 1905; de schade is tot een minimum te beperken door tijdig afoogsten der bladeren. Lang aanhoudende droogte heeft nadeeligen invloed op de sisal; jongere planten kunnen afsterven, doch laten dan 1 of 2 magere, maar levende worteluitloopers achter; grootere planten rollen hunne bladeren ineen en laten ze op den grond zakken. In die samengerolde bladeren is de vezel moeilijk van het bladmoes los te maken. Door te groote vochtigheid gaat de cultuur te niet, zooals in Florida geschiedde.
Oogst en oogstbereiding
De cultuur kan, zooals gezegd werd, geschieden of door bulbillen, of door wortelspruiten. In het eerste geval duurt het ongeveer 7, in het laatste 4 tot 5 jaar voordat geoogst kan worden; dan kan het oogsten gedurende 3 à 5 jaar worden voortgezet. Het oogsten mag niet bij al te jonge planten geschieden, omdat dan de later ontwikkelde bladeren klein blijven. Meestal doet men het beste met snijden te beginnen, wanneer de bladeren horizontaal gaan staan. De voornoemde proefaanplant op Seroe Pretoe had reeds in 1908 eenig oogstbaar blad, doch eerst in 1910 werd een begin gemaakt met het oogsten. De vezel wordt met de hand uit het blad gehaald met behulp van een eenvoudig toestelletje, den défibreur-Duchemin.
Bij de proeven met vezel-bereiding bleek, dat één plant jaarlijks ongeveer 0,7 K.G. droge vezel kan opleveren (zie Jaarverslag van de Cur. Mij. t.B.v.L., V., Z. en V. over 1910). De aanplant op Mundo Novo, aangelegd in Dec. 1907, leverde reeds in 1911 250 K.G. vezel. Deze aanplant slaagde buitengewoon, daar het seizoen 1907/08 zeer droog was, en het terrein als niet zeer geschikt bekend stond. De bodem toch bestaat uit een roode kalkrijke klei, die in een dunne laag op de harde kalkrots ligt.
De gesneden bladeren worden in bundels gebonden en naar de fabriek gebracht; bij droog weer kunnen zij wel een week bewaard blijven, maar is het weer vochtig, dan rotten zij zeer spoedig en kunnen dan niet langer dan 1 of 2 dagen bewaard worden.
Van handel is eigenlijk nog geen sprake, daar tot nog toe slechts weinige honderden kilo's vezel bereid zijn. Monsters werden opgezonden naar Nederland en te Amsterdam in 1909 geschat op een waarde van 31 tot 38 cents per K.G.. Sedert werd alle gemaakte vezel verbruikt door de touwslagerij ‘De Ruyter’ op Curagao, die 28 cents per K.G. betaalde.
De prijs van deze en soortgelijke harde vezel gaat op en neer met dien van Manilla-hennep. De variëteit sisalana geeft de beste vezel, de andere variëteiten geven een mindere soort.
In Suriname werd de sisal kort na den aanleg van den cultuurtuin ingevoerd, waar proefvelden werden aangelegd op klei- en zandgronden. In 1901-1902 werd een groote sisal-onderneming aangelegd op de gronden achter Gelderland aan de Boven Suriname. De keuze van dit terrein - savanneland - was ongelukkig, want de grond is ongeschikt voor elken plantengroei, behalve de gewone savanne-vegetatie. Suriname heeft echter groote terreinen goeden zandgrond waar de sisal uitnemend gedijt. De groei is snel en krachtig; de planten krijgen een doorsnee van 21/2 à 3 M. Wanneer men bulbillen als plantmateriaal gebruikt, zijn de planten na 5 à 6 jaar volwassen, zoodat met het snijden der bladeren begonnen kan worden.
De bladeren zijn sappig, maar hebben toch een hoog vezelgehalte. Proefnemingen toonden aan, dat in doorsnede 100 bladeren van 1,2 M. lengte 5 K.G. winbaren vezel bevatte. Van wege het Departement van den Landbouw zijn pogingen in het werk gesteld om door den aanleg van groote proefvelden aan te toonen dat de sisal-cultuur in Suriname een goede toekomst heeft. De cultuurtuin verzond vele duizenden jonge planten naar Curaçao.
Litt. J.H.J. Hamelberg, Een nieuwe Cultuur voor de Kolonie Curagao (Tweede jaarl. Versl. v.h. Geschied-, Taal-, Land- en Volkenk. Genootsch. gevestigd te Willemstad, Curaçao. Amst. 1898). - Prof.
F.A.F.C. Went, Rapp. omtr. den toestand van land- en tuinbouw op de Nederl. Antillen (Bijl. V van het Kol. Verslag van Curaçao van 1912). R.H.
Rijkens, Curaçao, Tiel 1907. G.B. Dussel, Kort overzicht over den landb. op Curaçao (Kol. Landb. tentoonst. te Deventer 1912) - Jaarverslagen v.h. Dept. v.d. Landb. in Suriname.
Kol. Verslagen, Curaçao.