geb. te Olst (Overijsel) 6 Maart 1804, overl. te 's-Gravenhage 12 Mei 1873, was consul generaal in Venezuela toen hij bij K.B. van 28 April 1855 benoemd werd tot gouverneur van Curaçao en onderhoorigheden. Vier jaren later trad hij af, wegens zijne benoeming, bij K.B. van 23 April 1859, tot Gouverneur van Suriname, welke waardigheid hij aanvaardde op 11 Aug. d.a.v.
Het bestuur van Van Lansberge is een zeer belangrijk tijdperk in de geschiedenis der kolonie. Twee gebeurtenissen van verre strekking, de opheffing der slavernij op 1 Juli 1863 en de inwerking tredingop 1 Jan, 1866 van het nieuwe regeerings-reglement (wet van 1 Mei 1865, Stbl. no. 55) waarbij het vertegenwoordigend lichaam in het leven werd geroepen, hadden onder zijn bestuur plaats. Voor een groot deel is het aan zijn beleid te danken daarbij krachtig bijgestaan door den Proc.-Gen. Mr. J.W. Gefken (zie aldaar) en den Gouv. Secr.
Mr. E.A. van Emden - dat de groote maatschappelijke ommekeer, de vrijverklaring der slaven, plaats vond zonder noemenswaardige schokken; de vrees voor ongeregeldheden was niet ongegrond, omdat in de laatste jaren op vele plantages ongeregeldheden onder de slaven hadden plaats gehad, die zelfs leidden tot de ongelukkige expeditie naar Rac-a-Rac (zie KRIJGSMACHT).
Dat Suriname een vertegenwoordiging verkreeg is voorzeker voor een groot deel te danken aan Van Lansberge, die aan de Regeering als zijn overtuiging kenbaar maakte dat de kolonie daarvoor rijp was.
Onder zijn bestuur hadden ook de expedities naar de Marowijne (in 1860 en 1861) in verband met de grensregeling plaats. Bij de eerste dier expedities werden de Bonni-negers in de Lawa ontheven van de voogdij der Aucaners. (Zie BOSCHNEGERS) Op 29 Juni 1867 legde hij het bestuur neer en vertrok 2 Aug. d.a.v. naar Nederland. (Zie Surin. Almanak 1890).