Hollands geliefkoosde wintersport.
Er is geen echt Hollands jongens- of meisjeshart, dat niet sneller begint te kloppen, als ’s winters de thermometer tot onder het nulpunt daalt en een ijzige Oosten- of Noordenwind de voorbode is van een paar dagen of weken ijspret. Ons land is het land van de schaats bij uitnemendheid en is dit vrijwel altijd geweest.
Uit de vroege Middeleeuwen kennen we al de benen schaats, glad van onderen, met voor en achter twee spleten voor de riemen, die haar aan de voeten bevestigen moesten. In de 16e eeuw was de ijzeren schaats algemeen. Op de oude schilderijen zien we schaatsenrijders, die sleden voortduwen. Ook zijn er ijssleden en arresleden. En dan zien wij mensen aan het kolven op het ijs, een sport, die later uit Nederland naar Zwitserland is gevlucht.
Een groot vermaak is in iederen behoorlijken winter weer het hardrijden, waarin de Friezen in ons land veelal de baas zijn.
Het is hun bij het rijden meer om de snelheid dan om de schoonheid te doen en echte Friese doorlopers, die uit het stedeke Ijlst komen en door ons gehele land worden gebruikt, zijn hierop ook speciaal ingericht.
Hier, in het waterrijke, vlakke Noorden van ons land, waar de barre Noordooster vrij spel heeft, is in winters van enige betekenis het spannend schouwspel te genieten van honderden stoere rijders, voortjachtend over vaarten en meren, om den langen, langen tocht langs Frieslands „elf steden” binnen den vastgestelden tijd te volbrengen.
Reeds lang was het in strenge winters gewoonte lange trajecten per schaats af te leggen en ook langs de Friese steden te rijden; we lezen er al van in 1868, maar eerst in den barren winter van 1890—91 rijpte in het brein van W. J. H. Mulier, den invoerder in Nederland van zoveel sporten, het plan de Elf-steden-tocht tot een wedstrijd te maken, ook al ontbreekt de toeristenklasse niet. In 1909 werd de eerste wedstrijd gehouden, waaraan 24 rijders deelnamen, maar eigenlijk eerst sinds de oprichting van de Friese-elf-steden-vereniging is er sprake van de officiële „Friese Elf-steden-tocht”. In 1912, 1917, 1929 en 1933 is de tocht én wedstrijd gehouden: meer keren lieten de ongestadige Hollandse winters niet toe en ook in 1938 moest op het laatste ogenblik de tocht worden afgelast, nadat alles in gereedheid was gebracht, wegens plotseling invallenden dooi.
Trots zijn de Friezen op hun Elf-steden-tocht door hun mooie land, over hun prachtig ijs naar hun oude, vriendelijke stedekes.
Tot in het midden der 19de eeuw kende men in ons land slechts de Friese schaatsen, in het buitenland Hollandse schaatsen genoemd, bestaande uit de bekende houten plaat, waaronder een smal ijzer bevestigd is, aan de onderzijde bijna recht; heel flauw convex gebogen.
Sedert dien bedacht men naast deze ouderwetse schaats allerlei andere vormen.
Bij sommige nieuwere soorten schaatsen is het hout zeer lang en laag, zodat deze bizonder geschikt zijn voor lange tochten en snelrijden, doch niet voor figuurrijden. Een nog langere, geheel uit metaal vervaardigde Noorse soort, vast aan den schoen bevestigd, is tegenwoordig de wedstrijdschaats; daarentegen zijn de Amerikaanse geschikt voor schoonrijden.
In het ene land streeft men vooral naar hard, in het andere naar schoon rijden.
Zoals je weet, had Sonja Iienie een groten naam onder de schoonrijders, waarvan ze geprofiteerd heeft door als beroepsrijdster in dienst van de film te treden, terwijl onze vroegere hardrijders vooral waren Jaap Eden en C. C. J. de Koning.
In de schaatsen-industrie wordt vóór alles eerst het hout kunstmatig gedroogd en bewerkt om toch volkomen het kromtrekken te vermijden.
Is dit geschied, dan wordt het hout in stukken gezaagd en in den vorm gesneden.
In een andere afdeling worden de ijzers van het fijnste staal onder zware stoomhamers gesmeed en in den vorm geslagen. Daarna wordt elk ijzer gehard in speciaal daarvoor gebouwde hardingsovens. De ijzers krijgen dan boorgaten en gaan naar de slijperij, waar ze op de juiste dikte worden gebracht en waar het loopvlak zuiver vlak geslepen wordt. Wanneer de ijzers aan alle eisen voldoen, wordt de naam der fabriek erin gestempeld. Houten en ijzers worden nu door middel van een of twee schaatsenschroeven aan elkander bevestigd en de eigenlijke schaats is klaar.