Meer dan bij het kaartspel, domino- of damspel, waarbij het geluk een grotere rol speelt, hangt bij het schaakspel veel af van de bekwaamheid van den speler, van zijn tegenwoordigheid van geest, om van elke gunstige gelegenheid gebruik te maken en van zijn scherpen blik, die onmiddellijk het zwakke punt in de vijandelijke slagorde ontdekt.
Het schaakbord telt 64 ruiten in acht rijen van acht, beurtelings zwart en wit; iedere speler beschikt over 16 stukken, t.w. een koning, een koningin, twee raadsheren, twee paarden, twee kastelen en acht pionnen. Het zou ons te ver voeren hier nader op de spelregels, de speelwijze en de verschillende theorieën, die daaromtrent bestaan, in te gaan. Daarover zijn boekenkasten vol boeken geschreven.
Intussen is het ongetwijfeld een zeer belangwekkend spel. Over het ontstaan daarvan zijn vele verhalen. Het aardigste en waarschijnlijkste is, dat het uitgevonden is door een Brahmaan in Voor-Indië ongeveer in de vijfde eeuw, om een leerling, een jong prinsje, bezig te houden met een ontwikkelend spel en hem tevens te leren, dat de koning, hoe machtig hij ook zij, ook in het schaakspel toch nooit kan winnen zonder zijn onderdanen.
De vader van het prinsje was zo ingenomen met het spel, dat hij den Brahmaan toestond een grote beloning te vragen. En de Brahmaan zag dadelijk weer de gelegenheid, om zijn leerling een les in te prenten en vroeg dus: 1 korrel rijst of graan op de eerste ruit van het schaakbord, 2 op de tweede, 4 op de derde, 8 op de vierde enz. tot de 64ste. Koning en prins vonden het beiden veel te bescheiden, maar de uitvinder bleef er bij en dus werd de rijst (graan) besteld. Maar de boodschap kwam terug: zoveel was er niet op de wereld. Inderdaad dat was er niet, want je moest 76 maal alle vastelanden der aarde bezaaien, om zoveel korrels (een kleinigheid van 18.446.744.073. 709.551.613 korrels) te krijgen.
Sedert dien heeft het spel zijn triomftocht over de aarde gehouden. Beroemd is het natuurtalent der Batakkers voor dit spel en hoe populair het bij ons is, bleek nog, toen onze landgenoot dr. Euwe in 1935 wereldkampioen in het schaken werd en dit in het gehele land gevierd werd, maar ook toen hij bij de revanche-match tegen Aljechin verloor en weer even spoedig kampioen àf was. Maar Holland bleef belangstellend en in zijn houding... sportief.