Gepubliceerd op 16-11-2020

Klauwier

betekenis & definitie

N naam voor de soorten uit het Klauwierengeslacht Lanius, waarvan de Grauwe Klauwier ← de algemeenste is. Kleine Klauwier ← en Roodkopklauwier ← zijn h.t.l. zeldzaam.

Blaauwe Klaauwier was een volksnaam voor de Klapekster ← bij Schlegel 1858. De grootste bekendheid (als volksnaam) lijkt de naam in Brabant te hebben [WBD]. De daar lokaal voorkomende volksnaam Haakklauwier suggereert iets over het benoemingsmotief (haak), is echter ws. een assimilatie van de ook genoemde naam Haagklauwier, naastHeggenspelder inRosmalen (NB).Oudere spellingen zijn Klaauwier [Houttuyn 1762] en Clavier [Swaen 1937; Vj 41: 19]. Dit geslacht van Zangvogels werd in die tijd bij de Roofvogels ← ingedeeld, hoewel het niet bepaald Roofvogelklauwen heeft (Klauwieren nemen de prooi in hun snavel, niet in hun poten mee). Voor het benoemingsmotief moet dan ook vrijwel zeker niet aan klauw '(Roofvogel)voet' gedacht worden. De unieke en door het volk goed opgemerkte gewoonte van Klauwieren om hun prooi op te prikken op scherpe voorwerpen, zoals doorns van struiken (in de moderne tijd soms op prikkeldraad) heeft hoogstwaarschijnlijk met de naamgeving te maken. Men mag dan denken aan een relatie met N klauwier (<mnl clauwier) 'haakspijker, haakvormig voorwerp' [MH 1932; vD 1970]. Dit is precies waar de Klauwier mee werkt: hij 'spijkert' of 'nagelt' zijn prooi a.h.w. vast aan een struik! Het moet wel aan de doorns van een Rozen- of Braamstruik zijn om ook aan het gebogen karakter van de haak recht te doen toekomen, maar dit is (voor de Klauwier) niet essentieel.

Andere volksnamen die het kenmerkende gedrag van Klauwieren benadrukken zijn: Bremspelder (de prooi wordt aan de brem ‘Braam' a.h.w. opgespeld) en Spietser. De naam (?) Wreedaard ← geeft alleen maar aan dat men dit allemaal maar een wrede bedoening vond. De namen Wirger en Wurger(t) ← geven indirect aan wat er lijkt te zijn gebeurd: de prooi hangt aan de doorn als een gewurgde aan zijn strop (zie ook sub Hangwerck). Ook de namen Moordenaar en Mördaekster suggereren dat er meer aan de hand is dan alleen maar het doden van de prooi. Dat de vogel meer prooien zou doden dan hij werkelijk kan opeten, blijkt (contra Maréchal 1993 (het Vogeljaar 41: 19)) niet uit de naam Klauwier. Dit aspect wordt benadrukt door andere namen, zoals Negendoder en mogelijk ook Schatekster (als schat opgevat wordt als ‘schatkamer, voorraad'; indien schat staat voor ‘schateren', dan loopt dit enigszins parallel met 'klap' in Klapekster en Bonte Klepper).

De wetenschappelijke geslachtsnaamLanius (Lat; 'slachter, slager') kan er op wijzen dat men gedacht heeft aan het gebruik door de toenmalige slagers het vlees aan vleeshaken op te hangen (eerder dan aan het simpel doodmaken van de prooi, wat immers zo vele vogels doen). De E volksnaam Butcher (Bird) is de vertaling van Lanius (sinds Merrett 1667 [Lockwood]). Onduidelijk is nog, of ook de E volksnaam Flesher hiermee verband houdt, aangezien Flusher door Lockwood uitgelegd wordt als 'zwaaier' (met de staart).

{Blok 1988 en B&TS 1995 noemen een ww. klauwieren ‘een draaiende beweging maken (opwinden van een kluwen)' of 2 'met de klauwen toeslaan' (bron?). Geen van beide betekenissen heeft op overtuigende manier iets met de levenswijze van de Klauwier van doen. De volksnaam Doorndraaier ← wijst er weliswaar op dat men het spietsen van de prooi op een doorn had waargenomen en kennelijk dacht men dat dit met een draaiende beweging gebeurde; maar het draaien is niet essentieel, het gaat om de eindtoestand, waarbij de prooi op de doorn zit of aan de doorn hangt, als ware hij gewurgd aan een strop. Betekenis 2. is ook niet aan de orde: juist de relatief zwakke klauwen van de Klauwier maken het nodig dat hij zijn toevlucht neemt tot het spietsen! Zelfs als dat de vroegere naamgever misschien ontgaan is blijft een bezwaar dat vogels zoals de overbekende Torenvalk, die veel krachtiger klauwen (en haaksnavel) heeft dan de Klauwier, desondanks nooit de naam ‘Klauwier' kregen.} ETYMOLOGIE Deze is nog niet in detail duidelijk. De formele relatie met N klauwier 'haakspijker' wordt enigszins vertroebeld door de congruentie van beide woorden. De meest voorkomende betekenis van het suffix -ier is, dat het achter een zaaknaam geplaatst een persoon aanduidt (herberg >herbergier, glas (glazen) >glazenier, Valk >Valkenier etc.).

Zo redenerend moet het grondwoord van zowel Klauwier als klauwier wel klauw zijn (niet Lat clavis 'sleutel', wat het grondwoord is van N klavier). Als de Klauwier een verpersoonlijking is van iemand die gebruik maakt van klauwieren, dan had de naam eigenlijk *Klauwierier moeten luiden. Misschien heeft de naamgever dit inderdaad in gedachte gehad maar heeft hij deze vorm (terecht) afgewezen. Een betere mogelijkheid is dat Klauwier een verkorting is van bijv. Klauwierekster, nu nog een volksnaam in Oudenbosch en Oosterhout (NB) voor de Klapekster. Klauwierekster is letterlijk 'Ekster die van klauwieren, haakspijkers gebruik maakt'. Verkorte vogelnamen komen nogal eens voor: Barm(pje) <Barmsijs, Gors <Gerstvogel, Brandje <Brandgans, Topper <Toppereend, DAmmer <ohd *amarofogaletc.

N klauw <mnl clauwe, claeuwe, clawe (c.1240) [VT]; oudnederfr clawa, mnd clauwe-, D Klaue <mhd kla(we) <ohd klawa, E claw <oudengels cla, clawu en zweeds/noors klo <oudnoords kló [AEW] staan hierbij in ablaut.

Germ *klawo, *klewo, afleidingen van idg *gel'wat samengebald is'. Zie voor dezelfde wortel sub Kliermeeuw.

< >