Gepubliceerd op 16-11-2020

Berkenbastje

betekenis & definitie

Naam voor de Spotvogel in Noord-Brabant [Albarda 1897: "Geelborstje. Geelbuikje, Citroentje; in Friesland: Groote gele Hofzanger; in Noord-Brabant: Kuleku, Kakelutje en Berkenbastje; in Limburg: Spaansche Kijt, ook Philip."] Het gebruik van berkenbast (berkenschors) bij de nestbouw wordt bevestigd door Makatsch 1976: "Der Außenbau besteht aus Halmen, Pflanzenwolle, Insektengespinsten, Federn und bisweilen auch aus Papierstückchen; außen ist das Nest fast stets mit Birkenrinde bekleidet." De naamgever wist dus hoe het nest van de Spotvogel eruitzag; de naamgever was misschien wel een eierverzamelaar, een populaire 'sport' in zekere, gelukkig voorbije, tijden.

Daams 1947 geeft de naam van het lemma op voor de Staartmees in de Brabantse Kempen; ook deze soort verwerkt stukjes schors in zijn nest, ook van de Berk [Mullarney et al. 2000; Makatsch 1976 noemt hier de boomsoort niet]. Het zou echter ook zo kunnen zijn, dat de naamgever de Staartmees (die veel wit in zijn verenkleed heeft) zelf op een stukje berkenschors vond lijken.

ETYMOLOGIE N Berk Betula <N Berck, bercken-boom [VKc.1616] <mnl berke (c.12201240 [VT]); friesBjirk; DBirke <mhdbirke <ohd birka; oudnoords björk; <germ *berhta 'glanzend', duidend op de witte bast. R öep'é3a berjóza 'Berk' <oudslavisch brèza. Ook Lat Fraxnus is verwant (Klankwet nr. 1), al is dit woord nu bij een andere boomsoort (de Es) terechtgekomen.

Bast: N/mnl, oudsaksisch, fries, mnd, D/mhd/ ohd, zweeds/noors/oudnoords bast, met verschillende afgeleide betekenissen; oudengels bxst. ~Lat fascis 'bundel' (>N fascisme), fascia 'band, windsels'.

< >