engelsch physioloog, die I door zijn ontdekking van den omloop des bloeds en door zijn onderzoekingen betreffende het dierlijk ei als de grondlegger der nieuwere physiologie kan worden aangemerkt, geb. 1 April 1578 te Folkestone, studeerde te Cambridge in de medicijnen, ging in 1598 naar Padua, waar hij een ontleedkundigen cursus van Fabricius volgde en in 1602 den doctorsgraad behaalde. Naar Londen teruggekeerd, had hij weldra als arts een gevestigden naam, in 1615 werd hij tot hoogleeraar in de ontleedkunde benoemd; als zoodanig leeraarde hij reeds in 1619 zijn nieuwe theorie aangaande den (bloedsomloop, die hij echter eerst in 1628, na haar door tallooze vivisecties nader te hebben beproefd, door den druk openbaar maakte.
Karel I benoemde H. tot zijn lijfarts, als hoedanig hij den vorst tijdens den burgeroorlog overal volgde. Na de overgave van Oxford keerde hij naar Londen terug, bleef zich hier aan de wetenschap wijden, en overl. 3 Juni 1658 op zijn landgoed te Hampstead. In Aug. 1881 werd in zijn geboorteplaats een gedenkteeken voor hem opgericht.Het geschrift De motu cordis et sanguinis (Frankf. 1628), waarin H. zijn ontdekking bekend maakte, verwekte veel opzien en bezorgde hem een leger tegenstanders; van al zijn bestrijders beantwoordde hij alleen J. Riolan te Parijs, in een verhandeling getiteld: De circulatione sanguinis ad Riolanum (Cambr. 1649, Parijs 1650), en beleefde nog den triomf, velen zijner heftigste bestrijders, w.o. Plempius te Leuven, zich aan zijn zijde te zien scharen. H.’s groote ontdekking was voorbereid door die van Servet, die het eerst den omloop door de longen, alsmede de klepvliezen in de aderen deed kennen. H.’s overige onderzoekingen betreffen voornamelijk de voortteling. Zijn physiologisch beginsel Omne animal ex oro, en zijn geschrift De generatione animalium (Lond. 1651), welke de leer vaneen generatio aequivoca voor een goed gedeelte deden vervallen, waren de vruchten van langdurige onderzoekingen aan het bebroede ei en op drachtige dieren.
Het Genootschap van geneesheeren te Londen liet in 1766 zijn Opera omnia drukken (nieuwe uitg. 1846). Zie omtrent H.: Willis, William H., a history of the discovery of the circulation of the blood (Lond. 1878), Power, William H. (ald. 1897), en het artikel Harvey in de Encycl. Britannica, 9de druk.