Engelsch romanschrijver, geb. 5 Febr. 1805 te Manchester; zijn scheppende verbeeldingskracht uitte zich reeds vroeg in balladen en vertellingen, die met graagte in de plaatselijke nieuwsbladen opgenomen werden; eerst bestemd om zijn vader als procureur op te volgen, gevoelde hij zich meer tot de literatuur aangetrokken, liet zijn aangevangen studiën in de rechtswetenschappen varen en begon te Londen een uitgeverszaak, die hij echter weldra teleurgesteld opgaf, even nadat hij zijn door Walter Scott zeer geprezen eersten roman: Sir John Chiverton (1826) het licht had doen zien. Na eenigen tijd op het vasteland te hebben doorgebracht keerde hij naar Engeland terug en schreef Rookivood (1834), dat gunstig ontvangen werd; hierop volgden Chrichton (1837) en Jack Sheppard (1839) waarin het vreeselijke de hoofdrol speelt en die als schadelijk voor de jeugd zijn aangemerkt.
Na eenigen tijd Bentley’s Miscellany te hebben uitgegeven begon hij in 1842 Ainsworth’s Magazine en verkreeg in 1845 ook het New Monthley Magazine, in welke tijdschriften een geheele serie romans van zijn hand verschenen, meerendeels geschiedkundige: Guy Fawkes, The Tower of London, Windsor Castte, The Star Chamber enz. die wel is waar minder kwetsend zijn voor het gevoel, doch waarin steeds de neiging van den schrijver valt waar te nemen om lage, schurkachtige karakters te teekenen en langdurig stil te staan bij afkeerwekkende bijzonderheden, in welk opzicht hij een contrast vormt met Scott. W. Harrisson Ainsworth overleed 3 Jan. 1882.