(vrijheer) duitsch geleerde en staatsman, broeder van den vorige, geb. 22 Juni 1767 te Potsdam, studeerde in de rechten, oudheidkunde en wijsbegeerte, begon 1801 zijn staatkundige loopbaan als pruisisch minister-resident te Rome, kreeg kort daarop het beheer van eeredienst en onderwijs en bracht veel toe tot de vernieuwde ontwikkeling van Pruisen; inzonderheid is de hoogeschool van Berlijn aan hem verschuldigd. In 1810 ging hij als buitengewoon gezant en gevolmachtigd minister naar Weenen.
Sedert dien tijd is de naam van H. verbonden met de belangrijkste gebeurtenissen, die in Duitschland plaats vonden. Hij nam deel aan het vredescongres te Praag in 1813, aan het congres te Chatillon in 1814, te Weenen in 1815. Kort daarna ging hij als gezant naar Londen en woonde in 1818 het congres te Aken bij. In 1819 werd hij lid van het pruis. ministerie, doch nog in hetzelfde jaar nam hij zijn ontslag, daar hij een meer vrij en constitutioneel stelsel dan dat van den minister von Hardenberg wenschte te volgen. Eerst in 1830 wrerd hij weder in de zittingen van staatsraad geroepen. Sedert 1819 leefde hij doorgaans op zijn familiegoed Tegel, dat hij door een verzameling van meesterwerken der beeldhouwkunst verfraaide.
H. stierf in 1835. Zijn vroegeren letterkundigen arbeid verzamelde hij zelf in de Aesihetische Versuche (1799), welke o. a. zijn beschouwingen over Schiller’s Spaziergang, over Goethes Hermann and Dorothea, over Heintje de Tos enz. bevatten. Zijn Sdmmtliclie icerke (7 dln. 1841—52) bevatten ook een deel zijner talrijke gedichten, onder welke zijn voortreffelijke elegie Bom (1806). Zijn vertaling van den Agamemnon van Aeschylus getuigt van zijn kennis der grieksche taal. Met voorliefde wijdde H. zich mede aan de vergelijkende taalstudie. In meer dan een geschrift gaf hij de bewijzen zijner studie van het Baskisch.
Ook de oud-indische taal- en oudheidkunde werd door H. met goed gevolg beoefend. Zijn hoofdwerk op dit punt is lieber die Kawispraehe auf der Insel Java, na zijn dood door Buschmann uitgegeven (3 dln. 1836—40). Door dezen wmrd mede uitgegeven H.’s Vocabulaire inédit de la langue taitienne (1836).