Gepubliceerd op 14-03-2021

Waterkevers

betekenis & definitie

in het water levende kevers. Men onderscheidt: Draaikevers (zie Gyrinidae), de Palpicornia (zie ald.) en de zwemof water-roofkevers, Dyticidae s.

Hydrocantha, kevers, wier vier achterpooten ingericht zijn tot zwemwerktuigen (plat, met breede heupen, behaard en achterwaarts gekeerd); het lichaam heeft een eironden vorm. De larven zijn lang, rolrond, aan beide einden dun uitloopend; zij hebben lange pooten, geen eigenlijke mondspleet, maar een zuigwerktuig, dat door de doorboorde sikkelvormige bovenkaken wordt gevormd. Voor de ademhaling dienen twee met wimpers bezette buizen aan het laatste lichaamssegment. Deze kevers vliegen alleen ’s nachts, maar houden zich meestal in het water op, waar zij als echte, verslindende roofkevers leven en voornamelijk jacht maken op andere waterinsecten en hun larven, op weekdieren, visschen en salamanders. Ter ademhaling begeven zij zich van tijd tot tijd naar de oppervlakte en steken he; achterlijf daarbuiten, om de lucht onder de dekschilden en van daar tot de stigmata te doen geraken. Wanneer zij gegrepen worden, storten zij aan den voor- en achterrand van den hals een naar boterzuur stinkend, wit vocht uit, dat afgescheiden wordt onder de lichaamsbekleedsels.

In de geographische verspreiding stemmen zij met de Loopkevers overeen. De bebekende soorten bedragen een 600-tal, meerendeels uit de gematigde luchtstreek. De hier te lande voorkomende water-roofkevers behooren tot de geslachten Dytiscus (Dyticus Geoffr.), Colymhetes, Ilybius, Agabus, Laccophilus, Noterus, Hyphydrus, Hydroporus, Felobius, Haliplus en Cnemidotus.

Waterkoudvuur

zie Noma.

< >