Gepubliceerd op 14-03-2021

Toonaard

betekenis & definitie

(Voor Kerk T., zie Toonladder). Te onderscheiden van toon-ladder, waarmede dit begrip dikwijls wordt verward.

Beide, toonladder en toonaard, hebben een gemeenschappelijk uitgangspunt: de drieklank op de tonica. Door dezen drieklank wordt een toonladder volkomen gekarakteriseerd: er is niet eens muzikaal begrip, alleen een weinig muzikaal gevoel toe noodig om na het hooren van een tonica-drieklank onmiddellijk de majeurtoonladder op die tonica te zingen.Eensdeels nu is ’t begrip toonladder een zeer begrensd, en als het ware oppervlakkig aan een muzikale schepping verbonden; want het gevoel voor de bepaalde toonladder verdwijnt, zoodra een tanenreeks te onvolledig is, om ons gevoel te veroorloven, haar trapsgewijze tot die toonladder te ordenen.

Anderdeels echter is ’t veelomvattend, als men in aanmerking neemt, dat uit ’t materiaal van een toonladder niet slechts een groot aantal samenklanken, maar zelfs drieklanken kunnen gevormd worden, die met de toonladder zelf niets uitstaande hebben. En hiermede betreden wij het gebied van den toonaard. Volgens Riemann, in navolging en verbetering van Helmholz en Hauptmann hebben we slechts zelden de eenvoudigste voorstelling van een toon zonder meer: die voorstelling is ledig en onbevredigend. Bijna zonder uitzondering is de toon voor ons de vertegenwoordiger van een klank, van een accoord, waarvan hij slechts een bestanddeel uitmaakt. De opvatting van dien klank nu, volgens zijn verhouding tot een hoofdklank die het middelpunt vormt, is de toonaard. Onder toonaard eener compositie is dus te verstaan het geheel der in die compositie op den voorgrond tredende harmonische betrekkingen, in hun verhouding tot het accoord, waarop de toonladder moet gebouwd worden, die in de compositie de voornaamste plaats inneemt. (Zie ook Toonladder.)

< >