elke in de muziek bruikbare klank; slechts klanken van standvastige (constante) trillingsvormen zijn tonen. De tantam, groote trom, triangel enz. zijn instrumenten welker toon door de klank-kleur (timbre, Klangfarbe) voor de muziek beteekenis hebben.
Behalve de intensiteit van den toon (sterk, zwak, krijsehend, doordringend enz.) kan deze nog de eigenschap hebben van in een bepaalde toonhoogte-verhouding te staan tot andere, uit welke verhouding de muzikale intervallen (afstanden) ontstaan. Het zijn de relatieve getallen van de geluidsgolven of de snaarlengten waarop de verwantschap der tonen, dus het eigenlijke toon-materiaal is gebasseerd. Hoe eenvoudiger die verhouding is, hoe gemakkelijker de verwantschap wordt verstaan. Van twee verschillende tonen is degene, die de snelste trillingen maakt de hoogste; de consonanten berusten op de verhoudingsgetallen van 1—6. De octaaf 1 :2, quint 2 :3, quart 3 :4, (groote) terts 4 :5, (kleine) terts 5 :6. Als een snaar in haar volle lengte trilt en men stelt dien klank tot grondtoon, dan zal de helft der snaar in denzelfden tijd het dubbel aantal trillingen maken en de octaaf geven; trilt het derde gedeelte dan heeft men de duodeeime of quint van de octaaf enz. of in bestemde getallen: grondtoon 24, octaaf 48, quint van de act. 72, dubbel-oct. 96, quint van de dubbel-oct. 144 trillingen enz.
De absolute toonhoogte heeft eenheid ten doel, ten gerieve van de uitvoerende musici. Al is het mogelijk de instrumenten op de gewenschte toonhoogte t e brengen, in het voordeel van de reinheid (zoogenaamde zuiverheid) van de uitvoering is het niet, daar sommige instrumenten (bijv. de hobo) aan zuiverheid inboeten. Daar de normaaltoon-hoogte (zie ald.) in Weenen bijv. aanmerkelijk verschilde met Parijs, bepaalde de Fransche Académie in 1858 de a-eengestr. (a1) op 870 enkelvoudige of 435 dubbeltellingen in de seconde; in 1885 werd deze eenheidstoonhoogte te Weenen, door de internationale conferentie overgenomen en als normaaltoon vastgesteld. In de verschillende landen, daar vertegenwoordigd, was daardoor de normaaltoon officieel vastgesteld en thans is over de geheele wereld die toonhoogte ingevoerd. Toon, wordt ook als verkorting gebezigd voor toonaard (zie ald.), ook in het Gregoriaansch in plaats van de kerktoonaarden met de Grieksche benamingen (dorisch, hypo-dorisch, phrygisch enz. Ie, 2e, 3e toon; verder nog als tonica, zie ald.).