Gepubliceerd op 14-03-2021

Tiziaan

betekenis & definitie

of Titiaan, eigenlijk Tiziano Vecellio, de grootste meester der venetiaansche schilderschool, geb. 1477 te Pieve di Cadore in Friaul; hij vormde zich te Venetië, eerst onder Seb. Zuccaro, vervolgens onder Giovanni Bellini, uit wiens school ook Giorgione was voortgekomen, in gemeenschap met wien T. zijn eerste groote werk, de versiering van de nieuwe duitsche kamer van koophandel (Fondaco dei Tedeschi) te Venetië uitvoerde.

Hierop volgden een reeks madonna’s en het meesterwerk zijner eerste periode: de Cijnspenning (Galerij te Dresden). In 1511 ging hij naar Padua, waar hij o. a. in de Scuola del Santo, in gemeenschap met Domenico Qampagnola, een reeks tooneelen uit het leven van den H. Antonius van Padua uitvoerde. Over het algemeen verliet hij Venetië zelden en ongaarne; de geheele geestelijke en staatkundige aristocratie dier republiek overlaadde hem trouwens met arbeid, vooral toen hij blijken had gegeven van zijn bijzonder talent in ’t portretschilderen. Middelerwijl schilderde hij' nog bovendien een groot aantal altaarstukken en andere kerkelijke composities, w.o. de in 1518 voor het hoogaltaar der Sta. Maria dei Frari te Venetië voltooide Hemelvaart van Maria een nieuwen kerkelijken monumentaalstijl opende, die door de werking van kleur en licht een ongekend effect maakte.

Een even grootsch voorbeeld van dezen stijl is de z.g. Madonna van het huis Pesaro, een votief der familie van dien naam, van 1526. Ook de Madonna del Coniglio (1530, thans in het Louvre) getuigt van de wonderbare macht van zijn palet. Met voorliefde koos T. de stof voor zijn scheppingen uit de grieksche mythologie; hier vond hij meer dan ergens anders gelegenheid om zijn meesterschap in het weergeven van het zinnelijk schoone te openbaren. De Venusbeelden van T. zijn alle aan de verheerlijking der vrouwelijke schoonheid gewijd; het hoofdmotief is gewoonlijk de geheel of gedeeltelijk onbekleede vrouwenfiguur, voorgesteld in de hoogheid van opvatting der antieken van de klassieke periode, en met zulk een zachte teerheid van kleuren, dat de zwellende vormen van gloeiend leven doorstroomd schijnen. Beroemd is vooral de Venus op een rustbed, met Amor en een luitspeler (thans in ’t Fitzwilliam-museum te Cambridge), alsook de z.g.

Venus van Urbino (Florence), verder Venus en Adonis (Madrid, Prado-museum) en de allegorie: Hemelsche en aardsche liefde (twee op den rand eener marmeren sarcophaag zittende vrouwenfiguren, Galerij Borghese te Rome). Niet minder groot was zijn meesterschap in het weergeven van het waardige, rustige, ontzagwekkende in de menschelijke gestalte en hierdoor is T. een der grootste portretschilders aller tijden geworden. Meermalen heeft hij paus Paulus III (reeds Leo X had hem naar Rome geroepen, doch hij had zich niet daarheen willen begeven), keizer Karel V, ook diens zoon koning Philips II, keizer Ferdinand, koning Frans I, den keurvorst van Saksen, Joh. Frederik den Grootmoedige, en vele andere vorsten en voorname personen afgebeeld; tijdens een verblijf te Ferrara schilderde hij ook het portret van den dichter Ariosto, die er zich bevond, en van de aldaar mede aanwezige Lucrezia Borgia. Karel V, die het verstond om groote kunstenaars aan zich te verbinden, volgde hij zelfs naar Augsburg en Innsbruck, en de vorst beloonde hem hiervoor met hem in den ridderstand te verheffen en een aanzienlijk jaargeld te verleenen. Toen T. zich in 1545 eindelijk naar Rome begaf, had hij er, schoon te laat voor de kunst, gelegenheid kennis te maken met Michelangelo.

Van Rome deed hij een reis naar Florence, waar hij niet de waardeering schijnt gevonden te hebben, die hij verdiende, keerde toen naar Venetië terug, en het was vervolgens, dat hij naar Duitschland reisde, om zich weder bij keizer Karel te voegen. Bij zijn terugkomst te Venetië wilde de senaat hem een deel van het schilderwerk aan de raadskamer opdragen, maar met arbeid overladen, deed hij zulks over aan zijn zoon Horazio, aan Paulo Veronese en aan Tintoretto, terwijl hij zelf voor Philips II bleef werken, en meesterstukken voortbracht, welke men niet vermoeden zou, van een reeds zoo bejaard man te zijn voortgekomen, hoewel in deze latere werken meer en meer de hand zijner leerlingen-medewerkers te herkennen valt. In dit gedeelte zijns levens heeft hij ook het beroemde tafereel van het Laatste avondmaal des Zaligmakers geschilderd, waaraan hij zeven jaren studie besteed had, en dat hij zelf voor het beste zijner werken hield. T. overl. 27 Aug. 1576 aan de pest. Sinds 1852 heeft hij in de Sta. Maria dei Frari te Venetië een kolossaal grafmonument en in zijn geboorteplaats is in 1880 een bronzen standbeeld voor hem opgericht.

< >