in de oudheid een deel van het Balkansehiereiland, doch het gebied, dat met den naam T. werd aangeduid, wisselde herhaaldelijk af; in den vroegsten tijd heette aldus het geheele noorden van Europa boven Griekenland met inbegrip van Macedonië en Scythië. Later werd de naam beperkt tot het land tusschen de noordel. grens van Macedonië en den Ister (Donau) en verder begrensd door de Zwarte zee, den Bosporus, de Zee van Marmara, de Aegaeïsohe zee, de rivier Strymon en de woonplaats der illyrische volksstammen, met een oppervlakte van ongeveer 220.000 km.2; in den rom. keizertijd verstond men onder Thracia het zuidoostel. gedeelte' van het oude T. ten z. van den Balkan, en werd het noordel. gedeelte Moesië genoemd.
Aan de kusten van T. waren door de Grieken reeds in vroegen tijd tal van kolonies, waaronder zeer bloeiende, aangelegd, o. a.: Abdera,, Mesambria, Selymbria, Byzantium, Odessus, Tomi, Istrus. Het 75 km. lange en ongeveer 15 km. breede schiereiland tusschen de golf Melas en den Hellespont, door de ouden Thracische Chersonesus genoemd, werd van Athene uit gekoloniseerd. Overigens was T. bewoond door talrijke, meerendeels door koningen geregeerde volksstammen, welke tot den indogermaanschen stam behoorden. Zijl werden aan de perzische heerschappij onderworpen, doch herkregen hun onafhankelijkheid na den terugtocht van Xerxes. Koning Philippus II van Macedonië lijfde T. bij zijn rijk in, waartoe het nog behoorde toen dit in 146 door de Romeinen definitief veroverd werd. Sedert werd T. op verschillende wijze door de Romeinen ingedeeld en was herbaaldelijk het tooneel van den strijd tusschen het oosten en het westen, alsook ten tijde der volksverhuizing; achtereenvolgens woonden daar verschillende stammen der Germanen (Goten en Slaven) totdat het land in de 15de eeuw bezet werd door de Turken, aan wie het thans nog behoort. De bevolking behoort tegenwoordig voor het grootste gedeelte tot de zuidslavische familie; alleen in de kustplaatsen woont een aanmerkelijk getal Grieken.